Jesaja 14:3-11
Wie afgaat op die keurige Christenen die nooit een onvertogen woord in hun mond nemen en hun vijanden lief hebben zal nooit verwacht hebben ooit nog eens een spotlied op een machtige koning mee te mogen zingen. Toch doen we dat vandaag. Een spotlied op de koning die het volk Israël over liet brengen van Israël naar Babel. Die alles wat in de Tempel in Jeruzalem was aangetroffen over liet brengen naar zijn eigen hoofdstad. Het is een spotlied dat bedoeld is voor na de afloop van de geschiedenis in Babel. Sommige geleerden denken zelfs dat dit spotlied is gedicht voor de laatste koning van Babel. Er zit in het begin nog een probleem. Het oorspronkelijke woord dat hier is vertaald met dwingelandij is niet goed leesbaar. Na de tweede wereldoorlog zijn er in een grot in Qumran, bij de Dode Zee, hele oude kruiken met rollen gevonden waarbij ook een rol was met het boek van de profeet Jesaja. Daar staat duidelijk het woord dwingelandij. Nu weten we niet of dat een logische uitleg was van wat er zou hebben moeten staan of van wat er ook werkelijk stond. In de vertalingen die we tot nu toe kennen wordt gesproken van “goudene” Ook een woord dat een vorst kan aanduiden. Een vorst dan die zich behangt met goud. Een echte grote borst opzetter zeg maar. Zo’n vorst blinkt en schittert wel maar stelt niks voor. Die vorsten kennen we ook nog in onze dagen, ze rijden zelfs rond in een Gouden Koets. Maar als je ze te hoog acht, te heilig en onaantastbaar maakt dan kunnen ze nog grote schade toebrengen aan het staatsbestel ook. Voor het handelen van onze koningen zijn daarom de ministers verantwoordelijk. Maar soms zijn er ministers die van jongsafaan geleerd hebben voor zulke grote borstopzetters diep in het stof te buigen en nooit kritiek te hebben op het koningshuis. Die ministers zijn gevaarlijk, zij kunnen hun eigen verantwoordelijkheid niet aan. Zij zouden het spotlied van Jesaja des te harder moeten meezingen. Als je die koningen van hun troon haalt, al is het maar in spot en grappen, wordt duidelijk wat ze werkelijk voorstellen. Met een koning die als dienaar optreedt van zijn volk en die het opneemt voor de minsten in het volk, voor de zwaksten, valt niet te spotten. De spotters zullen de hoon krijgen van de armen en zelf uitgemaakt worden grote borstopzetters te zijn. Maar lintenknippers en champagnedrinkers die zich niet verantwoorden, die zich niets aantrekken van democratische besluitvorming en het volk als dom en minderwaardig beschouwen en ook zo behandelen kunnen kennelijk volgens de Bijbel niet scherp genoeg bespot worden. Want als die grote borstopzetters neergehaald zijn dan heerst zelfs op de Libanon vreugde, dan zijn de bomen in jubelstemming omdat niemand meer de bomen komt vellen nu de bijlzwaaiende vorst zelf is geveld. In de dagen van Jesaja maakten de Heidense koningen nogal wat werk van hun leven na de dood. Ze hadden verhalen over een dodenrijk en lieten grote mausolea bouwen. Jesaja maakt er een grap van, je kunt goud en zilver in het mausoleum brengen, je kunt er muziekinstrumenten bij zetten, er blijft toch een rottend lijk over dat opgevreten wordt door wormen en maden. Niets kun je meennemen uit dit leven, niets kun je regelen voor het leven na dit leven. Daarom kun je in dit leven beter delen wat je hebt. Dan leeft je voort in blijde herinnering, dat kun je wel regelen, en dat is zeker niet bespottelijk.