Jesaja 14:12-23
Er was ooit een mythe in Babel die vertelde hoe de morgenster de allerhoogste oppergod Eljon naar de Kroon stak. Je moet toch wel een hele grote borst opzetter zijn wil je je zelf als koning vergelijken met een goddelijke macht die de hoogste god naar de kroon steekt. In de Bijbel staat morgenster overigens voor Koning en in het liedboek van de Kerken vindt je rond de liederen voor Kerst altijd wel een lied dat het verschijnen van de morgenster toejuicht, daar wordt dan Jezus van Nazareth mee bedoeld. In de oude latijnse vertaling van de Bijbel, de Vulgaat, die heel lang nog in gebruik is gebleven in de Rooms Katholieke Kerk is dat Morgenster vertaald met Lucifer, lichtaanbrenger. Die Lucifer uit Babel werd in de loop van de geschiedenis de duivel zelf en zo kennen we de naam in de literatuur, Vondel schreef er nog een mooi toneelstuk over. Maar als iemand je vraagt of je in de Duivel geloofd dan kun je gerust nee zeggen. De geschiedenis en de Bijbel leren ons allebei dat die duivels de koningen van Babel waren die het hebben gewaagd om het volk Israël in ballingschap te voeren en daar te houden. Die Koningen vonden zichzelf almachtig en onoverwinnelijk, zij zouden eeuwig regeren en hun rijk zou geen einde nemen. Het zijn uitspraken die Bijbelkenners kennen als uitspraken over de God van Israël. Die koningen van Babel vonden dan ook dat ze zich zouden kunnen meten met de goden. In hun mythologie zetelden die niet op de toppen van de Olympus zoals de Grieken geloofden maar op de toppen van de Safon. Bij de vergadering die op die berg werd gehouden door de goden van Babel hoorde de koning volgens hemzelf ook thuis. Het tegendeel is waar zingt de profeet in het bijbelgedeelte van vandaag, die koning van Babel, die duivelse lichtbrenger, die hoort in de allerdiepste put. Die ligt bedolven onder de lijken van zijn slachtoffers, verschopt is hij als een kadaver, het lijk van een dood en niet te eten dier. Andere vorsten hebben nog wel eens een praalgraf, hun daden staan opgetekend in geschiedenisboekjes. Deze verachtelijke grote borst opzetter heeft dat genoegen niet. Zelfs zijn kinderen en zijn afstammelingen maken geen kans meer ooit dit land van Babel te regeren, Babel zal een land worden van stekelvarkens, daar durf je niet meer doorheen te lopen. In geen enkele oudejaarsconferance durft een Nederlandse conferancier een heerser uit onze dagen zo vernietigend toe te spreken. In het lied van de profeet Jesaja blijft er niets over van de prachtige glanzende gouden Koning van Babylonië, heerster van de hele wereld, dan een rottend lijk zonder naam en zonder begraafplaats dat opgevreten wordt door wormen en maden. Een Koning wiens kinderen niet de smaak van de opvolging zullen kennen, het misdadig ras van deze koning zal vergeten worden. Zelfs in onze dagen gissen de geleerden nog naar de Koning die de aanleiding voor dit lied was. Nu is na de terugkeer uit de ballingschap de aanduiding “koning van Babel” genoeg om de misdaden aan te duiden van deze koningen. In onze dagen hebben we tribunalen die gelijksoortige heersers berechten wegens hun misdaden tegen de menselijkheid. Neem die tribunalen dus niet te licht. Ze waken tegen tyrannen die in de hele geschiedenis van de mensheid zichzelf hebben verhoogd. Aan ons om tegen ze te waarschuwen en stem te geven aan hen die worden onderdrukt. Aan ons om in de voetstappen van de profeet te treden, ook vandaag weer.