Jesaja 11:1-10
Een prachtig lied zingen we vandaag mee met de profeet Jesaja op de laatste zondag voor de Kerst. Nog mooier wordt dat lied als we bedenken dat volken vaak worden aangeduid met een dier. Welk volk met welk dier hier aangeduid wordt dat is verloren gegaan in het duister van de geschiedenis, maar dat is ook niet zo erg want het gaat ook vandaag in dit lied om de toekomst van onze wereld. Dan zingen we dus dat het ene volk samenwerkt met het andere, dat het ene volk samen deelt met het andere, dat twee volken samen hun kinderen weten op te voeden. Dat angst voor andere volken, voor mensen die er anders uitzien, zich anders kleden en andere opvattingen hebben geen rol meer speelt in het samen leven en samen delen op deze aarde. Niemand doet immers kwaad, niemand sticht onheil. De hele aarde wordt in het lied van Jesaja de Tempelberg waar de Wet van Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf geldt. Die Wet bedekt de aarde, zingt het lied, zoals het water de bodem van de zee bedekt. Op die dag zal de Koning van de Vrede, de telg van Isaï als een vaandel voor alle volken staan. Een droom die in de geschiedenis diepe indruk heeft gemaakt. Keizer Constantijn maakte van die indruk gebruik door in de beslissende slag zijn soldaten te inspireren door het kruis als vaandel te gebruiken. De koning van de vrede, de heer van de wereld, Jezus van Nazareth, had volgens de Christelijke soldaten zijn koningsschap eerst echt verworven aan het Kruis van Golgotha. Het Romeinse Rijk, de wereld van Jezus van Nazareth, was daarna onder de staatsgodsdienst van Constantijn gekomen die geloofde dat daarmee de wereld onder het vaandel was gekomen dat hier door Jesaja wordt bezongen. Maar zo is het natuurlijk niet. Met de overwinning van Keizer Constantijn was het kwaad niet uit de wereld verdwenen. Ook na de overwinning van Constantijn bleven er volken over die strijd voerden, die een oorlog begonnen omdat ze zich beter vonden dan een ander volk, omdat ze rijker wilden worden ten koste van andere volken, omdat ze hun belangen zwaarder lieten wegen dan de belangen van volken die zwakker waren dan zijzelf. Als we het lied over de vrede van de dieren zingen in onze wereld dan merken we ook dat de wereld die Jesaja hier bezingt er nog lang niet is. De demonstranten die van de wereld uit dit lied droomden in Kopenhagen zagen dat verschillen in opvattingen tussen landen die niets met het klimaat van doen hadden de conferentie deden mislukken, dat eigenbelang voorop stond, dat de bereidheid om werkelijk met de zwaksten te delen eigenlijk afwezig was, dat de kinderen van elkaar groot willen brengen een ver en onbereikbaar ideaal scheen. Voordat een vaandel als Jezus van Nazareth, de leer van vrede en zorg voor de armen die hij ons heeft nagelaten, als water in de zee de hele aarde bedekt zal er nog veel werk moeten worden verricht. Dat werk begint bij ieder van ons. Ieder zal zelf de zorg moeten dragen voor de minsten, ieder zal daarbij anderen moeten meenemen, ieder zal daarbij volken moeten oproepen. Dan zal het Kerstmis worden voor iedereen op aarde, het kan vandaag al beginnen.