2 Makkabeeën 7:1-6
We gaan weer verder lezen in het boek dat niet in de Bijbel staat. Een tijdje geleden is al uitgelegd hoe dat komt, maar dit gedeelte staat nu eenmaal op het leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap dat we hier volgen. We hadden al vastgesteld dat het boek 2 Makkabeeën een aantal uiterst wrede verhalen vertelt. Het zijn verhalen die door de geschiedenis heen overal in de wereld over mensen verteld kunnen worden. Wie Auswitz bezoekt, of het Anne Frankhuis, wie de afstammelingen van slaven hoort als de afschaffing van de slavernij wordt herdacht, wie zich verdiept in de Hervorming en de bevrijding van ons land van de Spaanse tyranie, komt telkens weer het zelfde soort verhalen tegen als die hier in het boek 2 Makkabeeën worden verteld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de vroege Christengemeente die boek zeer populair was. Christenen werden met enige regelmaat vervolgd, kregen de schuld van rampen en ongelukken, en moesten hun geloof soms bekopen met de dood in bloedige spelen ter vermaak van het volk. In dit verhaal wordt de dood niet gezocht. Het enige dat men vraagt is aan de traditie van voorouders te mogen vasthouden. De vraag bij welk volk men wil behoren wordt beantwoord met : bij het volk van mijn voorouders. Die gewoonten hinderen geen anderen. Als de Heidenen varkensvlees willen eten moeten ze dat vooral doen. De Joden doen het niet, nog niet tot op de dag van vandaag, net zo min als de Moslims dat doen. In onze dagen koken we geen vreemdelingen als ze niet willen inburgeren. Maar als je sommige politici hoort dan scheelt het niet zo heel veel. Dan is het niet verwonderlijk dat sommige vreemdelingen bang zijn dat het daar op uit zal lopen in ons land. In de geschiedenis, ook in hun eigen geschiedenis, is het er immers altijd op uitgelopen. Op elk continent zijn mensen gedood omdat ze zich niet wilden aanpassen aan de gewoonten van de sterksten, ook al hoorden ze bij de zwaksten. En dat volhouden is soms ook nodig voor Christenen in onze tijd. Geloof in een God wordt belachelijk gemaakt. Het idee dat er een levensregel is waardoor onze samenleving zou kunnen veranderen in een ideale samenleving en dat er zo een einde aan de geschiedenis zou kunnen komen wordt als belachelijk afgedaan. Toch winnen Christenen iedere keer weer sympatie en gehoor als ze werkelijk onder moeilijke omstandigheden vasthouden aan de Wet van Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf. Of het nu gaat om Majoor Bosshart op de Wallen, Bischop Tutu in Zuid Afrika, Bisschop Romero in Zuid-Amerika, de vrijwilligers in de asielzoekerscentra, de idealisten die de Fair Trade winkels open houden, de moeders van Dorcas die kleding blijven verzamelen en versturen naar de armsten in Europa, de vrijwilligers in de Exodus huizen, of al die anderen die in volstrekte anonimiteit zich dag in dag uit inzetten voor de armsten en de zwaksten in onze samenleving, hun werk, hun inzet, wordt herkent als werk dat boven het gewone menselijke streven uitgaat. Het is werk dat soms jaloers maakt. Het is werk waar velen van zeggen dat het niet te doen is. Maar het is werk waar gelovigen van weten dat ze daarvoor juist kracht krijgen, zoals de martelaren uit het verhaal van de Makkabeeën kracht kregen om de martelingen te doorstaan. Dat moet ons vandaag moed geven er opnieuw mee te beginnen.