Jeremia 17:1-18
1 De zonde van de Judeeërs staat geschreven met een ijzeren stift, met een diamanten punt staat ze gegrift in hun hart en op de hoorns van hun altaren. 2 Ook hun kinderen houden hun altaren en Asjerapalen in ere, bij bladerrijke bomen en op hoge heuvels, 3 op de bergen in het veld. Jullie rijkdom, schatten en offerhoogten laat Ik plunderen, om de zonden die jullie overal hebben begaan. 4 Het land dat Ik je schonk, zul je moeten verlaten, Ik maak je de slaaf van je vijanden in een onbekend land. Want het vuur van mijn toorn is ontstoken en zal altijd blijven woeden. 5 Dit zegt de HEER: Vervloekt wie op een mens vertrouwt, wie zijn kracht ontleent aan stervelingen, wie zich afkeert van de HEER. 6 Hij is als een struik in een dorre vlakte, hij merkt de komst van de regen niet op. Hij staat in een steenwoestijn, in een verzilt en verlaten land. 7 Gezegend wie op de
HEER vertrouwt, wiens toeverlaat de HEER is. 8 Hij is als een boom geplant aan water, zijn wortels reiken tot in de rivier. Hij merkt de komst van de hitte niet op, zijn bladeren blijven altijd groen. Tijden van droogte deren hem niet, steeds weer draagt hij vrucht. 9 Niets is zo onbetrouwbaar als het hart, onverbeterlijk is het, wie zal het kennen? 10 Ik, de HEER, ben het die het hart doorgrondt, die nieren toetst, die ieder naar zijn levenswandel beloont, aan ieder geeft wat hij verdient. 11 Zoals een patrijs eieren uitbroedt die ze niet heeft gelegd, zo is een mens die op oneerlijke wijze rijkdom verwerft. In de bloei van zijn leven verliest hij alles, als zijn einde komt, blijkt zijn dwaasheid.’ 12 ‘Een luisterrijke troon, hoogverheven vanaf het begin, dat is ons heiligdom. 13 HEER, bron van Israëls hoop, wie U verlaten, zullen te schande staan, wie van U weggaan, zullen in het stof worden geschreven, want ze hebben de HEER, de bron van levend water, verlaten. 14 Genees mij, HEER, dan zal ik gezond zijn, red mij, dan zal ik veilig zijn. U wil ik altijd loven. 15 Ze zeggen tegen mij: “Wat komt er uit van de woorden van de HEER?” 16 Ik ben U, mijn herder, nooit ontvlucht, naar een onheilsdag heb ik nooit uitgezien. U weet wat over mijn lippen komt, al mijn woorden zijn U bekend. 17 Word niet mijn ondergang-niet U! U bent toch mijn toevlucht in tijden van nood? 18 Laat mijn achtervolgers te schande staan-niet mij! Laat hen ten onder gaan-niet mij! Breng onheil over hen, tref hen, tref hen dodelijk.’ (NBV21)
In de dagen van Jeremia had het volk ook de mode van de vele goden gevolgd. Zozeer zelfs dat de God van Israël via Jeremia had laten weten dat die God zijn handen van het volk had afgetrokken. Die God had zijn richtlijnen te geven. Houd van je naaste zoals je van jezelf. Samen delen, alles voor elkaar overhebben, voor elkaar door het vuur gaan. Een hartinfarct komt onverwacht. Chronisch hartfalen en hartritme stoornissen spelen altijd onverwacht op. Maar in de dagen van Jeremia werd er iets heel anders bedoeld als men het heeft over het hart. Wij zeggen tegenwoordig dat het gaat om waar je je zinnen op hebt gezet. Staan ze op rijkdom, hoe dan ook en met alle middelen, of staan ze op gerechtigheid, voor iedereen. Het is God die weet waar men de zinnen op heeft gezet. Als we God volgen dan weten wij dat ook best. Zij die de God van Israël volgen hebben hun zinnen gezet op recht en gerechtigheid, ze hongeren en dorsten er naar. Zij die de weg van de God van Israël niet volgen gaat het om klatergoud, om goud en zilver dat vergaat. Zelfs gestolen goed gedijt niet. Die ongelovigen maken het de jonge profeet Jeremia niet gemakkelijk. Hij heeft nog weet van die tent die het volk in de woestijn had gemaakt.
Met goud en zilver bekleed. In het centrum stond een houten kist met goud bekleed, daarop gevleugelde figuren, de cherubs, en er in de stenen tabletten met de woorden die het volk op weg hadden gezet. Jeremia kwam uit een geslacht van priesters en hij was voorbestemd om dienst te gaan doen in de tempel in Jeruzalem. De tempel was na de intocht in het beloofde land gebouwd door koning Salomo. In de tijd van Jeremia was dat al weer lang geleden. In die tempel stond ook de tafel met het brood voor de priesters, stond ook het wasbekken en de altaren die al in de woestijn waren gemaakt. Al die zaken herinnerden aan de spelregels waartoe het volk zich had verplicht. Geen andere goden aanbidden, niet vergeten dat je van slaven afstamt, mekaar niet voor gek houden in processen, niet altijd maar meer willen hebben dan een ander, niet je eigen ideeën gemakkelijk voorzien van het etiket “Gods Wil”, kortom van je naaste houden als van jezelf en recht en gerechtigheid nastreven. Maar wat levert het op werd Jeremia voor de voeten gegooid, heb je er wat aan, kom je er verder mee in de wereld.
Jeremia krijgt het er benauwd van. Het gaat helemaal niet om aanzien en eer in de wereld. Het gaat helemaal niet om het afdwingen van vruchtbaarheid, profijt en winst. Juist als je niet die richtlijnen uit de woestijn volgt sta je voor gek. Dan kunnen negatieve etiketten als egoïst gemakkelijk op je geplakt worden. Dan droogt de bron van goede ideeën op, dan wordt het leven stoffig omdat het alleen nog maar gaat om het stoffelijke. Dan gaat het niet meer om samen, maar om alleen voor jezelf. Uiteindelijk sterf je dan ook alleen. Slobodan Milosovic was daarvan een schrijnend voorbeeld. Hoeveel hij ook dacht voor zijn volk te betekenen, hij stierf in een cel en van zijn volk rouwde er bijna niemand. Door zijn eigen volk boven anderen te stellen kwam hij uiteindelijk op de onderste ladder van het aanzien in de wereld. Niets en niemand kon hem daar meer van redden. De weg van Jeremia, van het volk Israël en voor ons van Jezus van Nazareth is een betere weg. Die weg voert naar een koninkrijk met een luisterrijke troon. Die troon staat in het hart gegrift en zet ons dagelijks op weg naar onze naaste, die heeft dat verdiend.