Leviticus 13:1-11
1 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 2 ‘Als iemand een zwelling, uitslag of een lichte plek op zijn huid heeft die kan wijzen op een huidziekte die onrein maakt, moet hij naar de priester worden gebracht, naar Aäron of een van diens nakomelingen, 3 die de aandoening moet bekijken. Als de priester vaststelt dat het haar op de aangetaste plek wit geworden is en de plek diep in de huid ligt, moet hij de persoon in kwestie vanwege die ziekte onrein verklaren. 4 Als de huid een lichte, witte plek vertoont die niet diep in de huid ligt en het haar niet wit geworden is, moet de priester de betreffende persoon zeven dagen afzonderen. 5 Op de zevende dag onderzoekt de priester hem opnieuw. Als blijkt dat de plek zich niet heeft uitgebreid en de huid niet verder is aangetast, moet hij hem opnieuw zeven dagen afzonderen. 6 Zeven dagen later onderzoekt de priester hem nogmaals, en als de plek dof geworden is en zich niet heeft uitgebreid, moet hij hem rein verklaren. Het is dan gewone uitslag. De persoon in kwestie moet zijn kleren wassen en is dan weer rein. 7 Maar als hij na onderzoek door de priester rein verklaard is en de plek zich later toch uitbreidt, moet hij zich opnieuw aan de priester laten zien. 8 Als de priester vaststelt dat de plek zich inderdaad heeft uitgebreid, moet hij hem vanwege zijn huidziekte onrein verklaren. 9 Wanneer er dus sprake zou kunnen zijn van een huidziekte die iemand onrein maakt, moet de betreffende persoon naar de priester worden gebracht. 10 Als de priester een witte zwelling op de huid ziet, met wit haar erop, en er een rauwe plek is ontstaan, 11 is het een chronische huidziekte en moet de priester hem onrein verklaren. Hij hoeft hem niet af te zonderen, want hij is onmiskenbaar onrein. (NBV21)
Het waren de Levieten die niet alleen in de Tempel de priesters hielpen bij de dienst in de Tempel maar ook rechtspraken in het land. In elke stad en in elk dorp woonden Levieten. Na de ballingschap waren zij het die de wetten van Mozes opnieuw voorlazen en uitlegden aan het volk. In het boek Leviticus vinden we hun eigen wetboek. In dit gedeelte gaat het over een huidziekte die onrein maakt. Wat voor ziekte dit is blijft in de Bijbel onduidelijk. Het zou melaatsheid kunnen zijn maar ook huizen kunnen deze ziekte krijgen. Sommige Rabijnen nemen daarom aan dat het eigenlijk gaat om de ziekte van kwaad spraken, daar kunnen zelfs je muren wit van uitslaan. De Priesters moeten daarom onderscheid maken tussen echte en onechte melaatsheid, echte is besmettelijk, roddelen trouwens ook. Een gezondheidszorg die uitblinkt in zorgvuldigheid wordt ons hier geschetst. Niet alleen wordt de omgeving beschermd door isolering maar de patient zelf wordt zoveel mogelijk geholpen weer een volwaardige plaats in de samenleving in te nemen.
Dat ging in de praktijk dus vaak anders. Ook wij kennen in onze geschiedenis de leprozenkolonies en de kleppermannen. In de leprozenkolonies werden melaatsen bijeen gebracht, voor de rest van hun leven. Kwamen ze in een bewoonde omgeving dan moesten ze met kleppers hun komst aankondigen zodat elk contact met niet melaatsen vermeden kon worden. Naar hen omkijken deed eigenlijk niemand. Daar hebben we wel van geleerd. De leprastichting probeert in de hele wereld aandacht en zorg te organiseren voor mensen met een besmettelijke huidziekte en hen weer een volwaardige plaats in de samenleving te bezorgen. Die leprastichting verdient onze steun dus. Maar mensen met een zichtbare huidziekte zijn ook een voorbeeld. Ze roepen voor alle zieken en gehandicapten de vraag op hoe we met ze omgaan. Hebben we werkelijk aandacht en zorg voor hen of alleen als het ons niet teveel kost.
Jonggehandicapten krijgen vaak de indruk dat ze eigenlijk te veel kosten, dus teveel zijn. De handicap uit hun jeugd dragen ze hun hele leven met zich mee. Omdat werkgevers ze niet willen hebben en op hun scholing al te veel bezuinigd is dreigen ze iedere keer weer gekort te worden op het allerlaagste uitkeringsinkomen dat voor hen was bestemd, de Wajonguitkering. Natuurlijk zijn er vele jonge gehandicapten, of gehandicapten die dat van jongs af zijn, die nog best kunnen werken. Ze willen dat maar al te graag. Maar in plaats van hun scholing te verbeteren en werkgevers te verplichten ook hen werk te geven worden ze gestraft. Dat is dus niet het voorbeeld dat ons in dit gedeelte van Leviticus wordt voorgehouden, dat moet dus anders, met zorg en aandacht. Aan gelovigen hen stem te geven.