Ik verpletterde hen

Psalm 18:26-51

26 U bent trouw voor de trouwe, volmaakt voor de volmaakte, 27 zuiver voor de zuivere, maar voor de sluwe ongrijpbaar. 28 U bent de redder van het vertrapte volk, wie zich hoog wanen, brengt U ten val. 29 U bent
het die mijn lamp doet schijnen, U, HEER, mijn God, verlicht mijn duisternis, 30 met U storm ik af op een legerbende, met mijn God spring ik over de hoogste muur. 31 Gods weg is volmaakt, het woord van de HEER is zuiver, een schild is Hij voor allen die bij Hem schuilen. 32 Wie anders is God dan de HEER, wie anders een rots dan onze God? 33 De God die mij met kracht omgordt, leidt mij op een volmaakte weg, 34 Hij geeft mij voeten snel als hinden, doet mij op toppen van bergen staan, 35 oefent mijn handen voor de strijd- mijn armen spannen de bronzen boog. 36 U was het schild dat mij redde, uw rechterhand ondersteunde mij, uw woord maakte mij sterk, 37 U baande de weg voor mijn voeten, ik wankelde niet. 38 Ik achtervolgde mijn vijanden, haalde hen in en keerde niet terug voor ik hen had vernietigd, 39 ik verpletterde hen, ze stonden niet meer op, dood lagen ze onder mijn voeten. 40 U hebt mij omgord met kracht voor de strijd, mijn tegenstanders voor mij doen buigen, 41 U liet mij de rug van mijn vijanden zien, mijn haters, ik roeide ze uit. 42 Ze schreeuwden om hulp, maar er was geen redder, ze riepen de HEER, maar Hij antwoordde niet. 43 Ik verpulverde hen tot stof in de wind, vaagde hen weg als vuil van de straat. 44 U bevrijdde mij van een opstandig volk, stelde mij aan tot hoofd van de naties. Een volk dat ik niet kende, onderwierp zich, 45 gehoorzaamde mij zodra het van mij hoorde. Vreemdelingen toonden zich onderdanig, 46 vreemde volken verloren hun kracht, bevend kwamen zij uit hun burchten. 47 De HEER leeft, geprezen zij mijn rots, hoogverheven is God, mijn redder. 48 De God die mij wraak liet nemen, dwong volken op de knieën, 49 bevrijdde mij van mijn vijanden, verhief mij boven mijn tegenstanders, ontrukte mij aan mannen van geweld. 50 Daarom wil ik U prijzen te midden van de volken, HEER, een loflied zingen tot eer van uw naam. 51 Hij schenkt zijn koning grote overwinningen, betoont zich trouw aan zijn gezalfde, aan David en zijn nageslacht, voor altijd. (NBV21)

De Psalm roept ook de geschiedenis van het volk Israël in herinnering. In het begin van het optreden van David werd het volk geplaagd door een jaarlijkse roof van de oogst door buurvolken, met name de Filistijnen maakten zich hieraan schuldig.  Het optreden van Rechters, lees het boek Rechters maar op na, bracht steeds tijdelijk verlichting van de beroving. De eerste Koning van Israël, Saul ging het steeds leuker vinden om oorlog te voeren waardoor hij ook oorlogen uitlokte en de vrede voor Israël steeds verder weg kwam te liggen. Pas onder de regering van David brak de vrede aan. Het beleid van David werd ingegeven door wat hij wist van de richtlijnen voor de menselijke samenleving. Wie het boek Samuël leest komt er achter dat David daarvoor zwaar leunde op priesters en profeten. Door deze politiek van David werd Israël een wijngaard. Rondom een wijngaard was altijd een muur van ruwe stenen gebouwd.  In de Psalm wordt David afgeschilderd als een wachter op de muur. Nu lag ook zijn koningsstad Jeruzalem hoog in de bergen waardoor hij een goed uitzicht had over het land en tijdig gewaarschuwd kon worden voor invallen.

David kwam zo bekend te staan als een krachtig krijger die zelfs een bronzen boog kon bedienen, daarvoor was veel kracht nodig. Hoewel David dus veel strijd leverde tijdens zijn leven, telkens op oorlogspad moest, zelfs tegen Saul, werd hij door het volgen van de weg van de God van Israël een vredevorst die diepe indruk heeft achtergelaten op het volk. Tot op de dag van vandaag betekent het lijken op David heel wat. Maar onze regeerders zijn nog lang niet zo ver dat ze oorlogen voeren gericht op vrede en gerechtigheid. “Mijn schild en mijn betrouwen zijt Gij o God mijn Heer” Zo staat het in zesde couplet van ons volkslied dat vaak gezongen wordt bij gelegenheden met een meer religieus karakter. Het gaat daarbij dan natuurlijk vooral over de verdrijving van de tirannie die het hart doorwond. Het slotgedeelte van deze psalm die we vandaag met de kerk meezingen geeft dezelfde boodschap weer. God heeft ons bevrijd van de vijanden, van mannen van geweld. Maar het is goed om nog even te zien hoe die God dat dan gedaan heeft. Het is de God die de psalmdichter wraak liet nemen.

In de verhalen over Saul en David, waar we deze Psalm immers ook terug kunnen vinden, gaat het er altijd over dat voordat er een slag geleverd wordt eerst de goedkeuring van de God van Israël gevraagd wordt en na de slag voor de overwinning aan die God dank wordt gebracht. Die oorlogen van Saul en David zijn direct in strijd met het gebod niet te doden. Wel doden leidt volgens de Bijbel niet tot een menselijke samenleving, maar tussen volken is het soms onontkoombaar je met geweld te weer te stellen tegen een gewelddadige vijand. Nu zijn machthebbers, tegenwoordig vaak politici, er zeer goed in om een door hen gewenste oorlog tot onontkoombaar te verklaren. Die machthebbers of politici die voor uiterste terughoudendheid pleiten worden als zwak afgeschilderd, theedrinkers waar bloedvergieten op z’n plaats is. Het is dan goed om toch nog eens die verhalen over de oorlogen van Saul en David terug te lezen.

Plaats een reactie