Psalm 18:1-25
1 Voor de koorleider. Van David, de dienaar van de HEER. Hij sprak de woorden van dit lied tot de HEER toen de HEER hem aan de greep van zijn vijanden had ontrukt, ook aan die van Saul. 2 Hij zei: Ik heb U lief, HEER, mijn sterkte, 3 HEER, mijn rots, mijn vesting, mijn bevrijder, God, mijn steenrots, bij U kan ik schuilen, mijn schild, kracht die mij redt, mijn burcht. 4 Ik roep: ‘Geloofd zij de HEER,’ want ik ben van mijn vijanden verlost. 5 Mij
omsloten de banden van de dood, de kolkende afgrond joeg mij angst aan, 6 de banden van het dodenrijk omklemden mij, op mijn weg lagen de valstrikken van de dood. 7 In mijn nood riep ik tot de HEER, ik schreeuwde naar mijn God om hulp. In zijn paleis hoorde Hij mijn stem, mijn roepen bereikte zijn oren. 8 Toen schudde en schokte de aarde, de bergen trilden op hun grondvesten, beefden omdat Hij vlamde van woede, 9 rook steeg op uit zijn neus, verterend vuur kwam uit zijn mond, Hij spuwde hete as. 10 Hij schoof de hemel open en daalde af, duisternis onder zijn voeten, 11 Hij besteeg de cherub en vloog, zwevend op de vleugels van de wind. 12 Hij maakte van het donker zijn schuilplaats, trok een tent om zich heen van duister water, dichte wolken.13 Een vuurgloed ging voor Hem uit, wolken joegen voort, hagel en gloeiende as. 14 De donder van de HEER klonk aan de hemel, de Allerhoogste verhief zijn stem: hagel en gloeiende as. 15 Hij schoot zijn pijlen en sloeg de vijanden uiteen, wierp zijn bliksemschichten en verdreef hen.16 De beddingen van het water werden zichtbaar, de grondvesten van de wereld kwamen bloot door uw dreigende blik, HEER, door de briesende adem uit uw neus. 17 Hij bood hulp van omhoog, greep mij vast en trok mij op uit de woeste wateren, 18 ontrukte mij aan mijn machtige vijand, aan mijn haters, die sterker waren dan ik. 19 Op de dag van mijn ondergang vielen zij aan, maar de HEER was mij tot steun. 20 Hij leidde mij weg uit de nood en gaf mij ruimte, bevrijdde mij, omdat Hij mij liefhad. 21 De HEER heeft mijn onschuld vergolden, mij beloond voor mijn reine handen 22 ik volgde de wegen die de HEER had gewezen en werd mijn God niet ontrouw, 23 zijn voorschriften hield ik voor ogen, zijn wetten wees ik nooit af. 24 Ik was Hem volkomen toegewijd en hoedde mij steeds voor het kwaad, 25 daarom heeft de HEER mijn onschuld beloond, Hij zag mijn reine handen. (NBV21)
Toen het boek van de Psalmen werd samengesteld was er een grote keus aan liederen. Je mag best aannemen dat de samenstellers van dit Bijbelboek voor dezelfde opgave stonden als de samenstellers van het nieuwe Liedboek dat in de kerken in gebruik is genomen. Populaire liederen werden afgewisseld met liederen die nodig waren om bepaalde gebeurtenissen te kunnen herdenken en liederen die in de dienst van de Tempel niet konden ontbreken. Psalm 18 lijkt daarbij tot de zeer populaire liederen behoort te hebben. Dit lied staat namelijk ook in het Bijbelboek dat wij nu kennen als 2 Samuël en wel in hoofdstuk 22. Er staan veel liederen in de diverse Bijbelboeken. maar weinig van die liederen zijn terecht gekomen in het boek der Psalmen. Psalm 18 lijkt dus een uitzondering te zijn. David zingt dat lied toen hij eindelijk van zijn vijanden was verlost, zelfs van de hand van Saul. Het lied is dan ook een danklied.
Nu is het gemakkelijk om een danklied te zingen als je bevrijd bent van leed en ellende. Het loopt niet met iedereen goed af maar als het met jou wel goed afloopt dan is een danklied op haar plaats. Steeds meer mensen vinden het echter zo oneerlijk worden om God te danken als het met hen wel goed is afgelopen en met anderen niet. Je bent toch niet beter dan een ander. Overlevenden van de Holocaust hebben het vaak moeilijk gehad de vraag te beantwoorden waarom zij overleefden en al die anderen, al die miljoenen anderen, het niet overleven mochten. Op die vraag is namelijk eigenlijk geen antwoord te geven. Bevrijding van ellende valt je soms toe, maar vaak ook niet. Het lied wordt daarom misschien beter te verteren als je bedenkt dat de dichter terugdenkt aan de tijd dat de ellende nog volop aanwezig was, de tijd voor de bevrijding. Dan kunnen zingen over de Liefde van God en de Liefde voor God is dan minder vanzelfsprekend.
De Psalm drukt dan uit dat ondanks alle ellende de Liefde van God, de God van Israël toch zal overwinnen. Niet dat die God direct buiten mensen om zal ingrijpen, dat doet die God meestal niet. Die God heeft een stel richtlijnen gegeven voor een menselijke samenleving. Als die richtlijnen gevolgd worden dan is ellende voor mensen verdwenen. Dan is er vrede, dan heerst gerechtigheid, dan komt ieder mens tot zijn of haar recht. Als je dus diep in de ellende zit kun je je daaraan vastklampen. Voor Christenen is daarbij Jezus van Nazareth het voorbeeld. Hij volgde de richtlijn van het “Gij zult niet doden” op toen hij weigerde een opstand te ontketenen tegen de Romeinse machthebbers en als gevolg daarvan werd hij gedood aan het kruis. Zijn liefde overwon toen zijn leerlingen ontdekten dat in elke liefde die liefde van God te herkennen is, dat die liefde geen dood brengt maar leven. Ze brachten dat onder woorden door over Jezus ook als over de zoon van David te spreken. Een zoon die keihard vast hield aan het geloof dat ondanks alle ellende de weg van de God van Israël, de weg van zijn Vader, redding en bevrijding zou brengen. Waar en wie we ook zijn, ook wij mogen vasthouden aan die Liefde, elke dag opnieuw, ook vandaag weer.