1 Samuel 3:11–4:1a
11 Toen zei de HEER tegen Samuel: ‘Let op! Ik ga in Israël iets doen waarvan ieder zo zal ophoren dat zijn beide oren tuiten! 12 Als die dag aanbreekt zal Ik alles, maar dan ook alles ten uitvoer brengen wat Ik Eli en zijn familie heb voorzegd. 13 Ik heb hem aangekondigd dat Ik onherroepelijk het vonnis over zijn familie zou voltrekken vanwege zijn wandaad: hoewel hij wist dat zijn zonen God lasterden, heeft hij hen niet terechtgewezen. 14 Daarom heb Ik Eli’s familie gezworen dat geen graan- of vredeoffer ooit hun schuld zal kunnen inlossen.’ 15 Samuel bleef tot de ochtend liggen en opende toen de deuren van het heiligdom van de HEER. Hij zag ertegen op om Eli te vertellen wat hij in het visioen had gehoord. 16 Maar Eli riep hem bij zich: ‘Samuel, mijn jongen, kom eens hier!’ ‘Hier ben ik,’ antwoordde Samuel, 17 en Eli vroeg: ‘Wat heeft Hij tegen je gezegd? Probeer het niet voor me te verbergen. God mag met je doen wat Hij wil, als je ook maar iets achterhoudt van wat Hij tegen je heeft gezegd!’ 18 Zonder iets achter te houden vertelde Samuel hem alles wat God had gezegd, en Eli zei: ‘Hij is de HEER. Laat Hij doen wat Hij het beste vindt.’ 19 Samuel groeide op. De HEER stond hem bij en liet al zijn woorden in vervulling gaan. 20 Daardoor kwam iedereen in Israël, van Dan tot Berseba, tot de erkenning dat Samuel door de HEER als profeet was aangewezen. 21 In de jaren daarna bleef de HEER in Silo verschijnen. Hij maakte zich daar aan Samuel bekend door het woord tot hem te richten. 1 En heel Israël luisterde naar Samuels woorden. (NBV21)
Drie maal had God moeten roepen voordat Eli de hogepriester beseft had dat niet hij maar God Samuël had geroepen. En Samuël had een droevig verhaal gehoord. Hij was opgegroeid als verzorger van Eli. Hij sliep zelfs in het meest Heilige gedeelte van de Tent der Ontmoeting. Hij droeg een smetteloos wit kleed dat door zijn moeder was gemaakt en dat ze jaarlijks kwam vernieuwen. Nu kreeg hij van God te horen dat er een nieuwe tijd was aangebroken met een nieuwe taak voor hem. Eli en zijn zonen Chofni en Pinehas zouden op dezelfde dag sterven en Samuël zou profeet worden. Eli was natuurlijk erg nieuwsgierig wat God aan Samuël had verteld en Samuël volgde het gebod elkaar niet te bedriegen en vertelde het hele verhaal.
Dat verhaal kwam Eli bekend voor. Hij had het ook al van de Godsman, de onbekende profeet gehoord. Nu legde hij zich er maar bij neer. Samuël groeide nu verder op tot profeet van Israël, God zelf schonk hem de wijsheid die hij nodig had en heel het volk accepteerde hem als de profeet. Maar hoe zou het dan aflopen met Eli, Chofni en Pinehas. Als Samuël zijn opleiding tot profeet had afgesloten werd het toch tijd dat de profetie waarmee Samuël zijn opleiding was begonnen ook zichtbaar zou worden. Eli had er toen voor gekozen de boel de boel te laten, niet anders te gaan doen en zijn zonen hun gang te laten gaan. Dat moest dus wel verkeerd aflopen. Profeten zijn geen waarzeggers maar zeggen de waarheid. Chofni en Pinehas waren schurken en Eli liet ze begaan.
Hoe met God werd omgegaan blijkt uit het vervolg van dit verhaal. Er brak oorlog uit met de Filistijnen. Die laatsten kwamen elk jaar om de oogsten van de boeren in Israël te roven. Telkens was er een rechter opgestaan die de Filistijnen had verslagen en voor rust in het land had gezorgd. Daar werd nu niet op gewacht. Het leger van Israël trok op ten oorlog tegen de Filistijnen. Er is in de geschiedenis nog steeds niets veranderd. Als onze economie wordt bedreigd, de vrije handel zee gevaar loopt dan sturen we geen diplomaten maar een fregat. En we moeten maar bidden dat het niet afloopt als met Israël, dat werd verslagen. Ja en dan besluiten ze God voor hun karretje te spannen. Ze konden geen beeld van God op het slagveld ronddragen, maar ze hadden we de Ark. Die moesten ze laten zien. Hoe dat afloopt horen we een andere keer maar wij worden opgeroepen God niet voor ons karretje te spannen maar zijn weg van vrede en recht te gaan, ook met onze vijanden.