1 Samuel 1:19-28
19 De volgende morgen vroeg bogen ze zich neer voor de HEER, waarna ze zich op de terugreis begaven. Thuis in Rama sliep Elkana met zijn vrouw Hanna, en de HEER dacht aan haar. 20 Binnen een jaar werd Hanna zwanger en baarde ze een zoon. Ze noemde hem Samuel, ‘want,’ verklaarde ze, ‘ik heb hem aan de HEER gevraagd.’ 21 Toen Elkana het jaar daarop weer met zijn familie op weg ging om de HEER zijn jaarlijkse offer te brengen, wilde hij de gelofte inlossen. 22 Maar Hanna ging niet mee. Ze zei tegen haar man: ‘Pas als het kind van de borst is, zal ik hem brengen. Dan zal hij voor de HEER verschijnen en daar voor altijd blijven.’ 23 Haar man Elkana antwoordde: ‘Doe maar wat jij het beste vindt. Blijf thuis zolang je hem nog zelf voedt. Moge de HEER zijn belofte waarmaken.’ Hanna bleef dus thuis en voedde haar zoon totdat ze hem van de borst nam. 24 Zodra ze hem niet meer zelf voedde, nam ze hem mee naar Silo en bracht hem, zo jong als hij was, naar het heiligdom van de HEER. Ze had ook een driejarige stier bij zich, een efa meel en een zak wijn. 25 Ze slachtten de stier en brachten de jongen naar Eli. 26 Hanna zei: ‘Neem me niet kwalijk, heer, zo waar u leeft, ik ben de vrouw die destijds hier bij u tot de HEER heeft gebeden. 27 Om deze zoon heb ik gebeden, en de HEER heeft mij gegeven waar ik om heb gevraagd. 28 Nu geef ik hem op mijn beurt aan de HEER, voor alle dagen die hem gegeven zijn.’ Toen knielde de jongen daar voor de HEER,
Dit begin van het verhaal over Samuël laat zich gemakkelijk lezen als het verhaal over de zielige Hanna die zo gepest werd omdat ze geen kinderen kreeg. Uit wanhoop beloofde ze haar kind dan maar af te staan aan het Heiligdom voor de God van Israël als ze maar dat kind kreeg en niet meer gepest zou worden. En jawel, binnen een jaar was dat kind er en natuurlijk verwachtte haar man dat ze direct mee zou gaan naar dat Heiligdom om dat kind af te staan. Gelukkig vond hij het goed dat ze het kind nog even een tijdje de borst zou geven voordat ze het kind waar ze zo naar had verlangd weer kwijt zou raken. Dat een tijdje de borst geven was in die dagen overigens een jaar of drie dus die Hanna kon toch nog een aardige tijd van haar jongen genieten. Elkana moest daarom bidden dat God haar zou helpen haar belofte te houden.
Maar het verhaal over Elkana, Hanna en Samuël gaat niet over een gelukkig gezinnetje uit de bergen van Efraïm, het gaat over de manier waarop de God van Israël met zijn volk omgaat en hoe dat volk er op reageert. In het begin van dit boek werd ons Elkana voorgesteld. Als we nauwkeurig lezen dan leren we dat Elkana stamde uit de stam Levi. Die stam had geen eigen gebied gekregen in Israël. Uit die stam kwamen de helpers voor het Heiligdom van de God van Israël voort, de Levieten. Als Elkana met de hele familie naar dat Heiligdom reist dan lezen we daar van alles maar niks over de levieten. Elkana houdt wel de maaltijd zoals die in het boek Deuteronomium staat voorgeschreven, met de familie, de meiden en de knechten, de levieten en de armen en de vreemdelingen. De nadruk in dit verhaal ligt dan op de familie.
Wie goed leest hoort van een strijd tussen twee kampen, het kamp van Pennina en het kamp van Hanna. Het kamp van Pennina legt de nadruk op de vruchtbaarheid, het aantal kinderen dat ze kreeg, de rijkdom die dat met zich meebracht. Het kamp van Hanna kent alleen dat Heiligdom en die God van Israël. Elkana kiest overigens voor Hanna. Het kamp van Pennina lijkt heel erg veel op de afgodendienst waartoe Israël in haar geschiedenis zou worden verleid. Het verhaal van Hanna laat zich dan ook lezen als een verhaal over die strijd waarin de God van Israël als overwinnaar tevoorschijn zal komen. De zoon die Hanna en Elkana krijgen wordt goed gevoed naar het Heiligdom gebracht. Daar knielt de jongen neer voor die God, die zelfs geen beeld in zijn Heiligdom wilde, die de offers bestemde voor zijn priesters en ze wilde laten delen met de armen. In die Tempel ligt de toekomst voor de jongen. En van die toekomst zullen we horen.