Vergeet mij niet.

1 Samuel 1:9-18

9 Na de maaltijd stond Hanna op en ging naar het heiligdom van de HEER, waar de priester Eli op een bankje bij de ingang zat. 10 Diepbedroefd bad Hanna tot de HEER. In tranen 11 legde ze een gelofte af: ‘HEER van de hemelse machten, ik smeek U, heb toch oog voor mijn ellende. Denk aan mij, uw dienares, vergeet mij niet. Schenk mij een zoon, dan schenk ik hem voor zijn hele leven aan U: nooit zal zijn hoofd door een scheermes worden aangeraakt.’ 12 Toen Hanna zo lang aan het bidden was, begon Eli op haar mond te letten. 13 Ze bad namelijk in stilte: haar lippen bewogen wel, maar haar stem was niet te horen. Daarom dacht Eli dat ze dronken was. 14 Hij sprak haar aan en vroeg: ‘Hoe lang gaat dit nog duren? Als u dronken bent, ga dan uw roes uitslapen!’ 15 ‘U vergist u, heer,’ antwoordde Hanna. ‘Ik heb geen wijn of andere drank gedronken. Nee, ik ga gebukt onder een zwaar verdriet en stort mijn hart uit bij de HEER. 16 Denk niet dat ik een slechte vrouw ben; ik heb zo lang gebeden omdat ik overstelpt ben door droefheid en ellende.’ 17 ‘Ga dan in vrede,’ antwoordde Eli. ‘De God van Israël zal u geven waar u om hebt gevraagd.’ 18 ‘Ik dank u dat u mij zo gunstig gezind bent,’ zei Hanna, en ze ging terug naar haar familie. Haar gezicht was opgeklaard en ze at ook weer. (NBV21)


Mensen kunnen door de manier waarop Hanna gepest werd zo gekwetst worden dat ze er aan dood gaan, al lijkt het dan er op of ze zelf een eind aan hun leven maken. Hanna was daar niet ver van af. Maar zij zocht eerst in de Tent der ontmoeting, waar de Wet van God werd bewaard, de hulp van die God. Ze ging bidden. Bidden is eigenlijk een rare manier van communiceren. Je praat met een God waarvan je verder weinig weet. Die God heeft ooit beloofd dat die met je mee trekt door het leven. Maar je hoort weinig van die God en pas achteraf kun je soms zeggen dat God iets heeft gedaan in je leven dat je niet had verwacht. Hanna bidt in zichzelf. Zonder dat iemand het kan horen. Eigenlijk lijkt het er op dat ze een gesprek voert met zichzelf.

Jezus van Nazareth zou veel en veel later ook oproepen om te gaan bidden in het binnenste van je binnenkamer, daar waar niemand je kunt zien of horen. Bidden kan immers nooit een vertoning zijn van hoe vroom je bent, van hoeveel je wel niet van God houdt of van hoeveel je je wel niet aan Gods geboden houdt. Met bidden treed je het Koninkrijk van God binnen, het enige dat je vraagt is je dagelijks brood en bevrijding van het boze. Vergeving vraag je alleen als je zelf ook weet te vergeven. Hanna was zo ver heen dat de hoge priester Eli dacht dat ze dronken was. Dat was ze dus niet en als ze zo hartstochtelijk iets van God vroeg dan moest die dat toch wel geven zei Eli. Dat is een mooie troost die nergens op slaat. Je mag hopen dat God je helpt maar hoe en wanneer weet je maar nooit.

Hanna had dit al eerder door. Zij kon eigenlijk alleen geholpen worden door liefde. En hoewel de God van Israël geen God is van voor wat hoort wat zou wellicht een teken van liefde helpen. Ze beloofde haar kind in dienst te stellen van die God. Dat kind kreeg ze ook, niet van God maar van Elkana want eindelijk had die naar haar geluisterd. Het was de leer van Mozes, de Wet van Liefde en delen die haar op het goede spoor had gezet, haar zoon zou dan ook opgedragen worden aan die God. Wij hoeven geen zonen en dochters aan die God op te dragen. Wij kunnen onszelf aan die God weiden, door te leven volgens zijn richtlijn, onze naaste lief te hebben als ons zelf. Elke dag weer, ook vandaag weer.

Plaats een reactie