Matteüs 24:45-51
45 Wie is de betrouwbare en verstandige dienaar die door zijn heer is aangesteld over het huispersoneel om hun op tijd te eten te geven? 46 Gelukkig de dienaar die daarmee bezig is wanneer zijn heer komt. 47 Ik verzeker jullie: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit. 48 Maar slecht is de dienaar die bij zichzelf zegt: Mijn heer blijft voorlopig nog weg, 49 en die zijn mededienaren begint te slaan en het met dronkaards op een slempen zet. 50 Dan zal de heer van die dienaar komen op een dag waarop hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent, 51 en hij zal hem de zwaarste straf opleggen en hem het lot van de huichelaars laten ondergaan; daar zal hij met hen jammeren en knarsetanden. (NBV21)
Een heel klein gelijkenisje in het gedeelte dat vandaag op het leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap staat. Het staat er zelfs niet in de vorm van een verhaaltje, zoals de meeste gelijkenissen die door Jezus van Nazareth werden gegeven, maar als een vraag en antwoord spel. Wie van ons wil dan niet de verstandige dienaar zijn? Velen van ons voelen zich door God geroepen. Nog meer mensen willen best het goede doen. Wie zou nu niet het huispersoneel van God op tijd te eten willen geven? Daarmee worden overigens niet de dominees en pastoors bedoeld die je in kerken kunt vinden. Ook niet de evangelisten die daarbuiten groepen mensen leiden en proberen de Bijbel te verkondigen. Dat huispersoneel zijn onze collega dienaren, dus eigenlijk alle mensen op de hele wereld. Alle mensen op de hele wereld worden immers opgeroepen mee te werken aan houden van je naaste als van jezelf.
Zorgen dat alle mensen op de wereld te eten hebben is dus onze eerste taak. Daarvoor zijn wij op aarde. En krijgen alle mensen op de wereld te eten? Nee dus, veel landen hebben zelfs een voedselcrisis. Dat komt niet omdat sommige mensen lui zijn en andere mensen hard werken. Nee dat komt omdat sommige mensen rijk zijn en nog rijker willen worden en andere mensen nooit wat zullen verdienen omdat ze te arm zijn om daarmee te beginnen. Elk jaar wordt in sommige delen van ons land op de elfde november het feest van Sint Martinus gevierd. Kinderen trekken langs de deuren met een zelfgemaakte lampion of een uitgeholde suikerbiet, zingen liedjes en zamelen snoep in. Het is het overblijfsel van een oude gewoonte. Er was een tijd dat de armen langs de deuren gingen om voor de winter een beetje van de oogst bij elkaar te bedelen. In de Bijbel staat al het voorschrift dat je bij het oogsten een deel van de oogst moet laten staan voor de armen. Die kinderen hebben daar zelf niet zo veel meer mee te maken. Ze krijgen al veel te veel snoep en gelukkig denken veel mensen er om ze dit jaar maar wat fruit te geven. Eén van de oudste liedjes vraagt dan ook om een appel of een peer.
Maar die kinderen zijn niet onbelangrijk. Ze zijn de verkondigers van het Evangelie van Jezus van Nazareth. Wie van ons geeft hen te eten en vergeet daarbij niet dat er miljoenen op de aarde zijn die ook te eten moeten hebben? Wie van ons beseft dat alleen eerlijke prijzen en eerlijke handelsverhoudingen op de duur de oplossing kunnen bieden voor de arme boeren in arme landen en koopt daarom bij voorkeur bij Fair trade winkels? Een giro uitschrijven voor één van de vele hulporganisaties is natuurlijk ook goed. Maar meewerken aan een andere rechtvaardige wereld is wel zo belangrijk. Want dat is pas echt anders dan oorlog voeren en zelf in overvloed verder leven. We moeten immers leven alsof er morgen verantwoording over af te leggen hebben? En wie wil nu een hebbert en graaiert zijn? Vier dus voortdurend het feest van Sint Martinus, de heilige die zijn mantel deelde met een bedelaar, of zoals Johannes de Doper zijn volk opriep: als je twee mantels hebt geef er dan één aan iemand die er geen heeft. Dat kan elke dag weer, ook vandaag..