Matteüs 24:1-14
1 Nadat Jezus de tempel had verlaten, wendden zijn leerlingen zich onderweg tot Hem en vestigden zijn aandacht op de tempelgebouwen. 2 Hij zei tegen hen: ‘Hebben jullie dat alles goed gezien? Ik verzeker jullie: geen steen zal op de andere blijven, alles zal worden afgebroken!’ 3 Op de Olijfberg ging Hij zitten met zijn leerlingen om zich heen, en nu ze onder elkaar waren vroegen ze: ‘Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we uw komst en de voltooiing van deze wereld herkennen?’ 4 Jezus antwoordde hun: ‘Pas op dat niemand jullie misleidt. 5 Want er zullen velen komen die mijn naam gebruiken en zeggen: “Ik ben de messias,” en ze zullen veel mensen misleiden. 6 Jullie zullen berichten horen over oorlog en oorlogsdreiging. Laat dat je dan niet verontrusten, die dingen moeten namelijk gebeuren, al is daarmee het einde nog niet gekomen. 7 Het ene volk zal tegen het andere ten strijde trekken en het ene koninkrijk tegen het andere, en overal zullen hongersnoden uitbreken en aardbevingen plaatsvinden: 8 dat alles is het begin van de weeën. 9 Dan zal men jullie onderdrukken en doden, en jullie zullen door alle volken worden gehaat omwille van mijn naam. 10 Velen zullen dan ten val komen, ze zullen elkaar uitleveren en elkaar haten. 11 Er zullen talrijke valse profeten komen, die velen zullen misleiden. 12 En doordat de wetteloosheid toeneemt, zal bij velen de liefde bekoelen. 13 Maar wie standhoudt tot het einde, zal worden gered. 14 Pas als het goede nieuws van het koninkrijk in de hele wereld wordt verkondigd als getuigenis voor alle volken, zal het einde komen. (NBV21)
Velen hebben geloofd dat Jezus het had over de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem in het jaar 70. Maar als je het stuk goed leest is dat niet het geval. Het gaat over de kwade tijden die je kunnen overkomen en het volhouden van het geloof dat op een dag de wereld goed zal zijn. Oorlogen zullen er zijn en berichten over oorlogen. Natuurlijk in de loop van de tijd gaan alle gebouwen ten onder, geen steen blijft voor eeuwig op de andere maar oorlogen en onrecht lijken te blijven. Dat is na al die tijd nog steeds zo. Dat hebben ook presidenten van de Verenigde Staten, als Kennedy en Obama niet kunnen veranderen, ondanks de hoop die zij mensen gaven op een wereld met meer vrede en rechtvaardigheid. Gelovigen in de VS hebben soms sterk de neiging voor de oorlogen en oorlogsdreiging die in dit Bijbelgedeelte worden genoemd naar anderen te kijken.
Er is een prachtig lied van Johnny Cash over dit bijbelhoofdstuk dat de Sowjet Unie en haar macht aanwijst als bewijs voor de ophanden zijnde ondergang van de wereld. De Sovjet Unie is er niet meer en de wereld is nog steeds niet veranderd. We kunnen dan ook in de eerste plaats beter naar onszelf kijken. Jezus roept op stand te houden voor zijn verhaal van rechtvaardigheid en vrede, zijn verhaal van liefde voor de hele wereld. Dat is geen lief gedoe, dat gaat vaak tegen de heersende opvattingen in. Dat veroordeelt voedselbanken als schandvlek voor een rechtvaardige samenleving en werkt er hard aan mee omdat er te veel mensen zijn die de voedselbanken maar al te hard nodig hebben. Dat strijdt tegen armoede en helpt de armen. Tot het uiterste, tot aan de einden der aarde als het nodig is. Dat stelt de voedselcrisis en de klimaatcrisis in de wereld boven de financiële wereld. Dat blijft kijken naar een eerlijke verdeling van kennis, rijkdom en macht.
Natuurlijk kan een president van de Verenigde Staten daarbij helpen, net als een Paus in Rome. De bevrijding van de armen moet in de hele wereld verkondigd worden en wie de binnensteden van Amerikaanse steden bekijkt weet dat daar, niet als in delen van onze grote steden, die boodschap vaak nog lang niet is doorgedrongen. Want het verkondigen van die boodschap als getuigenis voor alle volken betekent niet dat je op de hoek van een straat gaat staan en roept dat Jezus redt, of dat je dat in grote letters op je dak moet zetten, of in kleurige blaadjes die je van huis tot huis verspreidt, maar het betekent dat je op weg gaat om gemeenschappen van mensen te vormen die delen met elkaar, die niet rusten voor aan de armsten onder hen recht wordt gedaan. Daarvoor stuurde Jezus van Nazareth zijn leerlingen er op uit, daarvoor worden wij er op uit gestuurd. Vandaag dus net zo goed als gisteren en morgen.