Matteüs 15:29-39
29 Jezus trok weer verder. Bij het Meer van Galilea ging Hij de berg op; daar ging Hij zitten. 30 Er kwamen grote mensenmassa’s op Hem af. Ze brachten verlamden, blinden, kreupelen, doofstommen en vele anderen mee, die aan zijn voeten werden gelegd, en Hij genas hen allen. 31 De mensen zagen vol verwondering hoe doofstommen gingen spreken, kreupelen beter werden, verlamden gingen lopen en blinden konden zien, en ze loofden de God van Israël. 32 Nadat Jezus zijn leerlingen bij zich had geroepen, zei Hij: ‘Ik heb medelijden met al die mensen, want ze zijn nu al drie dagen bij Me en ze hebben niets te eten. En hen met een lege maag naar huis sturen wil Ik niet, want dan raken ze onderweg uitgeput.’ 33 De leerlingen antwoordden: ‘Maar waar halen we in deze verlatenheid genoeg brood vandaan om al die mensen te voeden?’ 34 Jezus vroeg hun: ‘Hoeveel broden hebben jullie?’ Ze zeiden: ‘Zeven, en wat visjes.’ 35 Hij gaf de mensen opdracht op de grond te gaan zitten. 36 Toen nam Hij de zeven broden en de vissen, sprak het dankgebed uit, brak de broden en gaf ze aan de leerlingen, en die deelden ze uit aan de mensen. 37 Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze zeven manden vol. 38 Er hadden ongeveer vierduizend mannen gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld. 39 Nadat Hij de mensen had weggestuurd, stapte Hij in de boot en vertrok naar de omgeving van Magadan. (NBV21)
Getallen staan er in de Bijbel soms niet zomaar. Als we ergens 12 zien staan denken we aan de 12 zonen van Jacob die hun namen gaven aan de 12 stammen van Israël. Jezus zocht later 12 zendelingen uit die als de Apostelen er op uit werden gestuurd om zijn verhaal te vertellen. Er is nog zo’n getal is dat is 7. Het wordt wel het heilige getal genoemd en het staat voor de volmaakte wereld, de hele wereld, maar dan zoals die bedoeld is. Daarvan staat in het begin van de Bijbel dat God er naar keek en zag dat het goed was. In het verhaal waarnaar hierboven wordt verwezen bleven er zeven manden over. Genoeg dus om de hele wereld te eten te geven. Niet zo vreemd natuurlijk als je eerst de kruimels van de tafel voor de buitenlandse bestemd.
En natuurlijk net als in het eerste verhaal over het te eten geven van het volk, waren ook hier de vrouwen vergeten die na drie dagen nog te eten hadden, zij werden niet meegeteld. Maar vrouwen gaan niet op stap zonder proviand, zeker niet als ze ook nog hun kinderen mee nemen, mannen wel, die rennen zo de deur uit en zien wel. Vijf broden en een paar visjes brachten de leerlingen ter tafel. Er is dus echt genoeg te eten voor de hele wereld. Voorwaarde is dat wij niet alleen van onze rijkdom willen delen maar dat we mensen in arme landen als onze gelijken, onze zusters en broeders gaan behandelen. Als wij onze boeren inkomenssteun geven, je hoort ze er niet over, dat moet dat ook naar boeren in arme landen. Die kunnen dan beter concurreren en dan is er zeker voor iedereen te eten.
Hoe maakt Jezus dat nu duidelijk? Net als Mozes. Die kwam van de berg met de regels voor de menselijke samenleving. Zolang het volk door de woestijn trok zorgde God voor brood. Genoeg voor elke dag, en op voorraad voor de rustdag. Wij willen altijd meer. Vijf broodjes en een handvol vissen daar hoef je in de zomer niet bij de gemiddelde camping aan te komen. En als we naar buiten gaan nemen we niet meer als vanzelfsprekend de picknickmand met broodjes en limonade mee. Arme mensen doen dat nog steeds wel en zelfs in de grootste pretparken kun je gezinnen tegenkomen die hun eigen eten en drinken bij zich hebben. Wat minder luxe en gemak is volgens het verhaal van Lucas kennelijk een uitstekend uitgangspunt om samen te kunnen leven.