Spreuken 31:21-31
21 De sneeuw zal haar gezin niet deren: zij heeft hen in scharlaken gekleed. 22 Ze maakt de mooiste dekens, ze gaat gekleed in linnen en purperen wol. 23 Haar man geniet bekendheid in de stad, hij vergadert met de oudsten in de poort. 24 Zij vervaardigt kleding en gordels, en levert die aan kooplui. 25 Uit haar verschijning spreken kracht en waardigheid, de dag van morgen ziet ze lachend tegemoet. 26 Ze spreekt wijze woorden, wat ze zegt zijn liefdevolle lessen. 27 Ze waakt over haar huishouding, nietsdoen is haar onbekend. 28 Haar kinderen prijzen haar, haar man bejubelt haar: 29 ‘Veel vrouwen zijn sterk, maar jij overtreft ze allemaal.’ 30 Charme is bedrieglijk en schoonheid vergaat, maar een vrouw met ontzag voor de HEER moet worden geprezen. 31 Moge zij de vruchten plukken van haar werk, mogen haar daden worden geprezen in de poorten. (NBV21)
Binnen Christelijke traditie zijn vrouwen er vaak maar bekaaid afgekomen. Thuis blijven, het huis besturen, kinderen krijgen en de echtgenoot behagen waren zogenaamd de natuurlijke taken van de vrouw. En vergis je niet. Zelfs het gedeelte dat we vandaag uit het boek Spreuken lezen werd zo uitgelegd dat het past in de tweede rangs positie die vrouwen moesten innemen. Als ze al contact met leveranciers had gebeurde dat bij de achterdeur. Op het platteland was het contact met rondreizende handelaren in snuisterijen en keukenwaar inderdaad een taak voor de vrouw. En vergis je niet. Voor veel mensen behoren dergelijke beelden over een vrouw tot het verleden. Maar in zogenaamde Christelijke en Gereformeerde minderheden zijn dat opvattingen nog tot vandaag de dag de geldende opvattingen.
Kloppen doet het niet. Dat de daden van de vrouw worden geprezen in de poorten betekent vooral niet dat mannen bepalen wat de taak en de positie van de vrouw is. In de poorten gaat het over gerechtigheid. Gerechtigheid voor de armen, voor de weduwen en de wees en als vrouwen daarom geprezen mogen worden dan betekent het dat vrouwen een belangrijk stempel op de hele samenleving hadden gedrukt. Een vrouw die aan de beschrijving uit dit slot van het boek Spreuken beantwoord zou ook met gemak een minister van economische zaken kunnen zijn, ze zoekt wol en linnen uit, zorgt voor de textielproductie, handelt met verre landen en haalt wat voor ons land nuttig is. Ze werkt van vroeg tot laat voor de samenleving. Ze handelt en zorgt voor de voedselproductie, zelfs in de nacht gaat ze er mee door als het nodig is. Maar niet alleen voor zichzelf, ze heeft weet van delen met de armen en de behoeftigen.
Het gaat haar ook niet om schoonheid voor zichzelf, want schoonheid vergaat, het is de lelijkheid die blijft nietwaar. Haar man staat als rechtvaardige bekend en zij spreekt liefdevolle lessen, ziedaar het Christelijk gezin als middelpunt van het goede, niets dan het goede. Niks de vrouw thuis en de man in de samenleving, ze zijn samen en elk apart voorbeelden in de samenleving en elk voor zich zorgen ze dat daar het goede gebeurt, elke dag weer. De vaardigheden die hier in de Spreuken worden toegedicht aan vrouwen betekenen dat ze overal dezelfde positie als mannen moeten innemen. Een kerk zonder vrouwelijke ambtsdragers en voorgangers is geen christelijke kerk. Daar mogen wij ons dag in dag uit bij aansluiten en door inspireren laten, of we mannelijk of vrouwelijk zijn, in de Christelijke gemeente vervalt het onderscheid en eigenlijk hebben we dat vandaag ook uit het boek Spreuken gelezen.