Spreuken 31:10-20
10 Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Zij is meer waard dan edelstenen. 11 Haar man vertrouwt op haar en zal daar rijkelijk bij winnen. 12 Ze brengt hem voorspoed, geen ellende, alle dagen van haar leven. 13 Ze zoekt wol en linnen uit, en spint en weeft met vreugde. 14 Zoals een koopmansschip naar verre streken vaart, zo haalt zij van verre wat ze nodig heeft. 15 Ze staat al op als het nog donker is, geeft heel haar gezin te eten, draagt haar slavinnen taken op. 16 Als zij haar zinnen op een akker zet, koopt ze hem, van wat ze heeft verdiend, plant ze een wijngaard. 17 Zij is vol daadkracht, onvermoeibaar is ze in de weer. 18 Handeldrijven gaat haar heel goed af, ’s nachts gaat haar lamp niet uit. 19 Haar handen zijn voortdurend aan het spinrok, steeds houdt zij de spintol vast. 20 Haar handen strekt zij uit naar de behoeftigen, ze geeft de armen hulp.
De moeder van Koning Lemuël heeft hem nog een liedje geleerd waarmee het boek Spreuken besluit. Dat liedje heeft hij zorgvuldig opgeschreven al was het in een vorm die het onthouden gemakkelijk maakt. Elk couplet uit het liedje , wij lezen dat als elke spreuk, begint met een letter uit het Hebreeuwse Alfabet. Het is een ABC’tje dus om de teksten uit dit deel van de Bijbel te volgen. Commentatoren op de Bijbel, dat zijn bijna altijd mannen, hebben dit liedje dan ook losgekoppeld van de moeder van Koning Lemuël. Er wordt wel gezongen dat vrouwen wijze woorden spreken maar dat moet je in de Kerk dan niet direct aan vrouwen toedichten. Een verkeerde uitleg van een woord van Paulus maakt immers dat velen vinden dat de vrouw moet zwijgen in de Kerk. Paulus had het over de orakels van zijn tijd die alleen vrouwelijk waren maar ook onder de hoede van een man stonden.
Tegen betaling voorspelden zij de toekomst zoals goden die in petto zouden hebben. Die vrouwen horen niet in een kerk thuis. Maar de vrouw die doet wat God heeft opgedragen als uitvoering van zijn verbond hoort ook in de Kerk door te klinken en dat Woord te verkondigen. Bijna uitdrukkelijk staat hier de priesterlijke taak van de zorg voor de armen, een taak die wij kennen van de diaken. Het gedeelte van vandaag wordt nog wel eens gelezen op begrafenissen van ondernemende vrouwen, als lof op de verstandige huisvrouw. Maar dat is jammer, want dan is het eigenlijk te laat. Het zou beter in het begin van de puberteit gelezen kunnen worden, als een meisje tot vrouw wordt. Ze heeft dan een eigen kompas of richtlijn voor de rest van haar leven. En de gemeente hoort dat het vanzelfsprekend is dat vrouwen besturen en verkondigen.
En als ook jongens het lied leren weten ze wat ze kunnen hebben aan een partner die ze als gelijke mogen ontvangen, hoewel menige jongen geen fractie kan wat aan de verstandige en ondernemende vrouw in dit Bijbelgedeelte wordt toegedicht. Maar ja, die jongen hoeft zich dan ook alleen met recht en gerechtigheid bezig te houden. Dat is tenminste wat er in de poort gebeurd, daar horen de armen en de minsten tot hun recht te komen. Daar wordt de weduwe en de wees beschermd. Daar wordt uitgemaakt wie de weduwe in zijn huishouden moet opnemen om haar een deel van leven en van een toekomst te verzekeren. Een vrouw vinden die voor de rest zorgt is een kostbaar geluk, die vrouw is meer waard dan edelstenen. Het is een loflied op de verstandige vrouw wordt vaak gezegd. Maar eigenlijk is het een danklied aan God die man en vrouw schiep en beiden dezelfde taken en mogelijkheden gaf om een menselijke samenleving te bouwen, elke dag weer.