1 Timoteüs 4:11–16
1 Draag dit alles over in je onderricht. 12 Sta niemand toe dat hij vanwege je jeugdige leeftijd op je neerkijkt, maar wees voor de gelovigen een voorbeeld in wat je zegt, in je levenswijze, in liefde, geloof en zuiverheid. 13 In afwachting van mijn komst moet je je toeleggen op het voorlezen uit de Schrift, op de prediking en het onderricht. 14 Veronachtzaam de genade die je geschonken is niet; je dankt haar aan de profetische woorden die de raad van oudsten over jou, onder handoplegging, heeft uitgesproken. 15 Richt je hierop, maak het je eigen, zodat voor iedereen duidelijk wordt dat je vorderingen maakt. 16 Neem je in acht, houd je aan de leer en blijf dat doen; dan red je zowel jezelf als hen die naar je luisteren. (NBV21
Er zijn geleerden die aannemen dat Timoteüs pas 17 jaar was toen hij door Paulus als medewerker werd aangesteld. Deze jonge knaap was niet alleen enthousiast en kon goed spreken. Hij kon ook goed luisteren en dacht na voordat hij sprak. Wat moet een mens nog bij leren. Paulus had hem de handen opgelegd en aangesteld als oudste in de gemeente, opziener, voorganger, herder en leraar. Ook nu nog worden de predikanten in de Protestantse Kerk Nederland de handen opgelegd als ze zich aan een gemeente verbinden. Ze beloven daarbij overigens ook alles geheim te houden wat hen als predikant wordt toevertrouwd. Mensen horen zich bij een predikant van de Protestantse Kerk veilig te voelen.
De leden van de gemeente in Efeze die door Paulus aan de onderwijzing van Timoteüs waren toevertrouwd konden zijn verkondiging niet afdoen met een “wat moet die snotneus” zoals in onze gemeenten nog al eens op kritische jongeren wordt gereageerd. Liefde, geloof en zuiverheid brengt met zich mee dat we binnen de gemeente elkaar als gelijke, als gesprekspartner beschouwen. Elk met een eigen taak en een eigen kwaliteit maar daarbij kan de een niet zonder de ander. Timoteüs moet de gemeente dus vertrouwd maken met de Hebreeuwse Bijbel, de schriften waaruit ook Jezus had geciteerd. Dat zal voor Heidenen nieuwer zijn als voor Joden maar de manier waarop Jezus met de richtlijnen voor Israël om ging was tegengesteld aan de manier waarop in het Romeinse Rijk tegen wetten werd aangekeken.
Dat was het belangrijkste onderdeel van de taak van Timoteüs. Alles wat de gemeente uitstraalde was ongeveer het tegengestelde van de dagelijkse gebruiken in de stad. Er was geen onderscheid tussen vrijen en slaafgemaakten, trouwens helemaal geen onderscheid. Niet de eigen positie stond voorop maar de liefde voor de ander. Dat werd ook tot uitdrukking gebracht in kleding en houding. Niemand vond zich beter dan een ander en naast die Jezus van Nazareth was er niemand waar men achteraan moest lopen of moest aanbidden. Er was geen beeld van een God, er waren geen priesters in fraaie gewaden. Er waren wel mensen die inmiddels meer hadden geleerd over de manier waarop Jezus zijn volgelingen de wereld in had gestuurd. Maar die mensen stelden hun kennis en ervaring in dienst van de anderen in de gemeente. Net zoals Timoteüs mogen ook wij dat doen, het goede en niet dan het goede.