Jakobus 3:1-12
1 Laten niet velen leraars [willen] zijn, mijn broeders; daar gij weet, dat wij er een des te strenger oordeel om zullen ontvangen. 2 Want wij struikelen allen dikwijls. 5 Als iemand in woorden niet struikelt, is hij een volmaakt man, in staat om ook het hele lichaam in toom te houden. 3 Zie, wij doen de paarden tomen in de monden, opdat zij ons gehoorzamen en wij besturen hun hele lichaam. 4 Zie, ook de schepen, die zo groot zijn en door sterke winden voortgedreven worden, zij worden door een zeer klein roer gestuurd, waarheen de wil van de stuurman het wenst. 5 Zo is ook de tong een klein lid en zij beroemt zich op grote dingen. Zie, een klein vuur, wat een groot bos 1 steekt het in brand. 6 Ook de tong is een vuur, de wereld van ongerechtigheid. Onder onze leden is het de tong, die het hele lichaam bevlekt en de loop van de natuur in brand zet en in vlam gezet wordt door de hel. 7 Want de natuur van alle wilde dieren en vogels, van kruipende dieren en van zeedieren, wordt getemd en is getemd door de menselijke natuur, 8 maar de tong kan geen mens temmen; zij is een niet te bedwingen kwaad, vol dodelijk venijn. 9 Met haar loven wij de Heer en Vader en met haar vervloeken wij de mensen, die naar Gods gelijkenis gemaakt zijn. 10 Uit dezelfde mond komt zegen en vloek voort. Dit moest niet zo zijn, mijn broeders. 11 Laat ook de bron uit dezelfde ader het zoete en het bittere opwellen? 12 Kan een vijgeboom olijven voortbrengen, mijn broeders, of een wijnstok vijgen? Evenmin kan een zoute [bron] zoet water geven. (NBV21)
Ieder kent wel van die momenten in het leven dat je zou willen dat je je tong had afgebeten. Zo gemakkelijk zeg je wat verkeerds. Zelfs onze strafwet kent bepalingen die je om wat je gezegd hebt voor de rechter kunnen brengen en misschien zelfs in de gevangenis. En dat is maar goed ook. Met dat wat je zegt kun je een ander kwetsen en heel lang pijn bezorgen. We kennen het diplomatiek spreken en vroeger had je ook het parlementair taalgebruik. In die manieren van spreken waren beschuldigingen taboe, iemand aanvallen hoorde er niet bij. Voordat je dus een conclusie uit, een oordeel velt, zul je dus eerst goed moeten nadenken en drie maal moeten afwegen wat je eigenlijk zegt en hoe het aankomt. Het gaat er gelovigen eigenlijk nooit om mensen te veroordelen, laat staan mensen af te schrijven. Het gaat er altijd om onrechtvaardige situaties af te schrijven. Dan kun je wel eens zaken moeten benoemen die hard lijken te klinken. Ook Jacobus doet dat als hij in hoofdstuk 5 spreekt over de mantelpakjes en de strak gesneden pakken van de rijken als van mottenvoer.
Maar het brengt je op het spoor de naaste belangrijker te vinden dan je eigen carrière of wat anderen wel niet van je zouden denken. Zegen en vloek gaan niet samen zegt Jacobus. Mogen we dan niet meer over slechte zaken spreken? Natuurlijk, maar vloek brengt het gesprek tot een einde, met een vervloeking ban je het kwade en daarmee de vervloekte uit, breek je de band die er was door. Met een zegen probeer je er het goede van te laten uitgaan. Met een zegen ben je bezig een kwaad om te keren in het goed. Paulus spreekt dan van het kwade te bestrijden met het goede, vurige kolen op het hoofd stapelen van hen die het kwade bedrijven zodat ze beschaamd staan en het ook het goede gaan doen. In de opstelling in het leven die Jacobus hier kiest en aanbeveelt herkennen we de Geest van Jezus van Nazareth die zelfs hangend aan het kruis nog vroeg om vergeving voor hen die hem dat hadden aangedaan omdat ze niet wisten wat ze deden.
Zonder die Geest kunnen we dat niet en je moet wel heel zeker weten dat die Geest over jou vaardig is voor je het kwaad als kwaad benoemt op een manier dat het zich ten goede zal keren. Daarom zegt Jacobus dat we niet allemaal leraar moeten willen zijn. Als we dan al geraakt worden door wat iemand doet of zegt hebben we vaak niet meer dan te vertellen wat het met onszelf doet, hoe het ons irriteert, kwaad maakt, verdrietig maakt, pijn doet. Je vertelt dan niet iets over de ander maar over jezelf. Wil de ander jou kwaad doen? Dan is het kwade van die ander. Wilde die ander goed doen maar deed die ander dat verkeerd dan kan jouw reactie helpen om het kwade in het goede te veranderen. Maar elke keer opnieuw, elke dag weer, zullen we ons opnieuw moeten beraden hoe iets te zeggen van wat anderen doen. Elke dag opnieuw, ook vandaag weer, zodat we het kwade niet laten bestaan maar het goede dichterbij brengen.