Handelingen 17:16-34
Athene is de stad van de Griekse wijsheid bij uitstek. Dat vonden de Atheners tenminste en daarom hadden zij hun stad genoemd naar de godin van de wijsheid. Athene was ook een wereldstad geworden en zoals het in wereldsteden nog steeds gebruikelijk is neemt iedereen daar de eigen god of goden mee. Daar hoef je dus niet bang voor te worden zoals tegenwoordig wel eens gebeurd, het is al zo oud als er wereldsteden zijn. De Grieken hadden de gewoonte hun filosofische scholen in groepen in te delen. Hier werd op verschillende manieren geprobeerd de vragen die het bestaan van mensen en wereld onder woorden te brengen en er antwoorden voor te zoeken. Die Paulus had kennelijk een nieuwe filosofische school en met name de epicurische en stoïsche filosofen hadden belangstelling voor hem. Niet zo verwonderlijk. Wij herkennen het niet meer maar geleerden die de genoemde filosofische scholen hebben bestudeerd ontdekten dat Paulus in zijn brieven vaak manieren van redeneren gebruikt die ook bij de stoïsche filosofen voorkwamen. Paulus kwam uit Tarsus en daar was een beroemde school van Stoïsche filosofen gevestigd. Had de Epicurische school de afwijzing van pijn en lijden en dus het welbehagen van mensen als ideaal, de Stoïcijnen legden de nadruk op de deugd als bron van kennis, die, als het hoogste stadium van kennis is bereikt, een volmaakt welzijn garandeert. Paulus begint bij de godsdienst van de Atheners die kennelijk bang geworden waren een god over te slaan bij hun godsdienstigheid. Net als de profeten uit het Oude Testament laat Paulus zien dat goden met mensenhanden gemaakt geen waarde hebben. Wie net als de Griekse filosofen terugredeneert in oorzaken en gevolgen komt uit bij één mens die de oorsprong van alle mensen zou moeten zijn en een God die er altijd al was die die mens heeft geschapen. Een redenering die aansluit bij de voorstellingswereld van de filosofen. Maar dan de vragen van lijden en sterven. Paulus brengt hier het verhaal van Jezus van Nazareth die uit de dood is opgestaan en daardoor zijn geest kon delen. Voor Griekse filosofen was dit onzin. Lichamelijke opstanding uit de dood was niet mogelijk, alleen de onsterfelijke geest, of ziel, leefde voort. Die ziel was afgedaald in de onderwereld en delen op ieder mens kon dus al helemaal niet. Maar het verhaal over de verlossing uit het lijden en de liefde als bron van welbehagen en deugd als gevolg van die liefde moet zowel aanhangers van de Epicurische school als aanhangers van de Stoa hebben aangesproken. Dat lezen we dan ook, er zijn er die zich bekeren. Zo zal het verhaal van de liefde voor de mensen dwars door de dood heen, het verhaal van Jezus van Nazareth ook vandaag nog mensen moeten aanspreken, zelfs mensen die beweren dat er geen God bestaat. Goden zoals de Grieken die omschreven bestaan immers inderdaad niet, alleen de God van Liefde bestaat. Onze liefde is het antwoord op de liefde van die God.