Numeri 20:14-21
14 Vanuit Kades stuurde Mozes gezanten naar de koning van Edom met deze boodschap: ‘Uw broeder Israël bericht u het volgende: Het is u bekend met welke moeilijkheden wij te kampen hebben gehad. 15 U weet dat onze voorouders naar Egypte zijn getrokken, dat wij daar lang hebben gewoond en dat de Egyptenaren ons en onze voorouders slecht behandeld hebben. 16 Wij riepen de HEER aan en Hij hoorde ons hulpgeroep; Hij heeft ons een engel gezonden en ons uit Egypte weggeleid. Nu zijn wij in Kades, een stad aan de grens van uw rijk. 17 Sta ons toe door uw land te trekken. We zullen niet door akkers en wijngaarden gaan en we zullen geen water uit bronnen drinken. Zolang we ons in uw gebied bevinden, zullen we de Koningsweg volgen en daarvan niet afwijken, naar links noch naar rechts.’ 18 De Edomieten antwoordden: ‘U mag niet door ons gebied trekken; doet u dat wel, dan komen we u gewapend tegemoet.’ 19 De Israëlieten zeiden: ‘We zullen de gebaande weg volgen, en als wij en ons vee van uw water drinken, zullen we daarvoor betalen wat u wilt. We vragen alleen toestemming om te voet door uw land te trekken, meer niet.’ 20 Maar de Edomieten weigerden hun de doortocht en kwamen hun met een groot, sterk leger tegemoet. 21 Omdat de Edomieten hun geen doortocht verleenden, namen de Israëlieten een omweg. (NBV21)
Soms is er veel aan te merken op de vertaling die de Nieuwe Bijbelvertaling geeft. Andere vertalingen doen het vaak nog slechter dus we houden ons maar aan de vertaling waarop ook het rooster is gebaseerd dat we hier volgen. Maar vandaag moeten we beginnen met toch een kleine verandering in de vertaling aan te brengen. Daar waar je “engel” leest moet je eigenlijk bode lezen. In het Hebreeuws wordt nu eenmaal geen onderscheid gemaakt tussen een bode van God en een bode van de Koning. Het begin van het verhaal maakt dit eigenlijk direct duidelijk. God spreekt het volk herhaaldelijk aan dat Hijzelf met opgeheven arm het volk uit Egypte heeft geleid. Bij brandende braambos had hij Mozes uitgekozen om namens hem de boodschap te gaan brengen. Die “Engel” was dus Mozes. Na de ballingschap waren er tal van bewegingen ontstaan die zeiden precies te weten hoe het in de Hemel, waar God woont, toeging. Er waren engelen en aartsengelen, en waren zelfs meerdere hemelen, de zevende hemel kennen we nog. Maar de Bijbel weet van dat alles niks, die kent boodschappers die je wat komen vertellen.
Vroeger ondertekenden mensen hun brieven nog wel eens met “uw dienstwillige dienaar”, een ondertekening die een nederig verzoek eigenlijk nog wat kracht bijzette. Ook in de dagen waarin de Bijbel geschreven werd kwam “dienaar” regelmatig in verzoeken als ondertekening voor. De brief waarover vandaag wordt verteld wordt ondertekend met “uw Broeder” en een broer zal je toch nog eerder helpen dan wanneer je een knecht bent. En Edom was een broedervolk. Israël stamde van Jacob af en Edom van Esau. Dat waren tweelingbroers. Maar vanaf hun geboorte had het niet echt geboterd tussen die twee. Altijd was er een soort concurrentie tussen de twee geweest. Ook in de geschiedenis van Israël hebben de twee volken vaak gebotst. Toen het volk in ballingschap werd geleid stonden de inwoners van Edom er bij te lachen en te juichen. Alleen in het boek Deuteronomium lijkt er een soort van broederlijke verstandhouding te zijn geweest tussen Edom en Israël. De brief aan Edom werd mondeling overgebracht. Sommige bijbeluitleggers zeggen dat Mozes zelf naar de Koning van Edom is geweest. En iemand die zelf voor postbode wil spelen verwacht toch wat meer toekomendheid. Geen sprake van. Edom weigert het verzoek, zelfs als de delegatie voorstelt voor het gebruik van water te betalen dan nog.
Uiteindelijk is het gevolg van het verzoek dat Edom een legermacht op Israël af stuurt. Is dit nu slecht van Edom? Het staat niet in dit verhaal. Dit gedeelte staat vlak na het verhaal dat God aan Mozes en Aäron heeft gezegd dat ook zij niet in het beloofde land zullen binnengaan. Een doortocht door Edom zou een kortere weg naar dat land betekenen en vragen om een doortocht is eigenlijk het negeren van de beslissing van de God van Israël. Ergens is de weigering van Edom wel te verwachten. Edom was ook afhankelijk van een vreedzame verhouding met Egypte, een grootmacht. Een vluchtende troep slaven kunnen zich dan wel presenteren als een broeder volk, je huis openstellen voor dit soort gelukszoekers ligt dan niet voor de hand. Er zitten voor ons twee lessen in dit verhaal. Wij hoeven niet bang te zijn voor machten en krachten die ons bedreigen als wij goed willen doen. Dat is wat het Evangelie, het verhaal over Jezus van Nazareth, ons heeft geleerd. Vluchtelingen opvangen hoeft geen angst op te roepen, misschien zijn ze wel bodes van God zelf. De tweede les is dat als je iemand altijd als slecht en niet deugend bestempeld dan moet je niet verwachten dat het een vriend wordt. En wij schelden mensen met een ander geloof nog wel eens uit om vervolgens verbaasd te zijn dat hun kinderen zich gaan gedragen zoals wij ze al hadden uitgescholden. Misschien moeten wel weer vaker “dienstwillige dienaar” schrijven in plaats van iedereen als de boze broer te beschouwen.