Bent U mij niet goedgezind?

Numeri 11:10-23

10 Toen Mozes vernam dat alle families zaten te klagen bij de ingang van hun tent en dat de HEER in hevige woede ontstoken was, was dat in zijn ogen onjuist. 11 Hij vroeg de HEER: ‘Waarom doet U uw dienaar dit aan? Waarom geeft U mij de last van heel dit volk te dragen? Bent U mij niet goedgezind? 12 Ben ik soms zwanger geweest van dit volk, heb ik het ter wereld gebracht? En dan wilt U mij gebieden om het in mijn armen te dragen, zoals een voedster een zuigeling draagt, en het zo naar het land te brengen dat U zijn voorouders onder ede beloofd hebt? 13 Ze komen bij mij klagen dat ze vlees willen. Maar waar haal ik voor dit hele volk vlees vandaan? 14 Ik alleen kan de last van dit hele volk niet dragen, dat is te zwaar voor mij. 15 Als U mij zo wilt behandelen, dood me dan maar, als U me werkelijk goedgezind bent. Dan blijft verdere ellende mij tenminste bespaard.’ 16 De HEER antwoordde Mozes: ‘Breng zeventig van de oudsten van Israël bijeen van wie je weet dat ze hun taak als opzichter van het volk goed vervullen, en laat hen naar de ontmoetingstent komen om zich daar bij je te voegen. 17 Ik zal neerdalen om daar met jou te spreken, en een deel van de geest die op jou rust zal Ik op hen overdragen. Dan kunnen zij samen met jou de last van het volk dragen en hoef je dat niet langer alleen te doen. 18 En tegen het volk moet je zeggen: “Zorg ervoor dat u morgen rein bent, dan krijgt u vlees te eten. U hebt immers bij de HEER geklaagd dat u geen vlees hebt en dat u het in Egypte zo goed had? Welnu, de HEER zal u vlees geven-en vlees eten zult u! 19 Niet zomaar één dag, niet twee dagen, niet vijf of tien of twintig dagen, 20 maar een volle maand, tot het u de neus uit komt en u er misselijk van wordt. Want u hebt de HEER, die in uw midden is, geminacht door erover te klagen dat u uit Egypte bent weggegaan.”’ 21 Mozes zei: ‘Ik heb hier een volk van zeshonderdduizend mensen bij me, en U zegt dat U hun vlees zult geven en dat ze daar een volle maand van zullen eten? 22 Hoe zouden er ooit genoeg schapen, geiten en runderen voor hen kunnen worden geslacht? Zelfs als alle vissen van de zee gevangen werden, zouden ze daar niet genoeg aan hebben.’ 23 Maar de HEER antwoordde: ‘Schiet de macht van de HEER soms tekort? Je zult spoedig zien of wat Ik je heb gezegd ook gaat gebeuren.’ (NBV21)

De nomaden in droge streken van Afrika weten er over mee te praten. Mozes lijkt er van in paniek te raken. Hij kan het volk toch niet letterlijk in zijn armen nemen en door de woestijn naar het beloofde land dragen? Hij kan in zijn eentje ook niet alle problemen van zo’n grote groep mensen oplossen. Want de kwaliteit en de variatie van het eten was één probleem maar het is ook tekenend voor alle soorten problemen. Het verhaal van vandaag begint met een brand aan de rand van het kamp, het vuur dat boven de Tent der getuigenis had moeten branden was aan de rand terecht gekomen. Het was Mozes die om hulp moest roepen voordat het weer gedoofd werd. Ze noemden de plaats daarom brandwijk, Tavera, maar de klachten waren niet over. Het volk moest nog leren volk te zijn en de Bijbel heeft daar een antwoord op dat wij ook ons ter harte mogen nemen.

Overal in de Bijbel kom je het tegen, je moet het samen doen, alleen gaat het niet. Dat samen is zelfs zo belangrijk dat je er op moet letten dat iedereen, hoe gering of zwak ook, een plaats krijgt in de samenleving. Tweespalt scheppen tussen mensen of groepen van mensen, weigeren te delen met hen die anders zijn is overal in de Bijbel strijden tegen God. Maar hier gaat het er om dat Mozes niet alleen de hele last van het volk Israel hoeft te dragen. In de Nieuwe Bijbelvertaling is een Hebreeuws grapje uit het verhaal weggevallen. Dat is des te meer jammer omdat we het verhaal volgens het leesrooster in stukjes lezen. Maar we mogen al verklappen dat het vlees dat hier beloofd wordt het vlees van kwartels zal blijken te zijn en die moeten verzameld worden. Hier moet Mozes beginnen met het verzamelen van zeventig van de oudsten die opzichter kunnen zijn over het volk. Een parlement zeg maar, dat bijeen komt in de tent van de ontmoeting. Daar waar de richtlijnen voor de menselijke samenleving worden bewaard komt het volk bijeen om te overleggen.

Dat “zeventig” staat er overigens niet zomaar. In de tijd dat de Bijbel werd opgeschreven geloofde men dat er zeventig volken waren die ook zeventig verschillende talen spraken. Zeventig vertegenwoordigers zijn dus het voorbeeld voor de Verenigde Naties die samen de problemen van de wereld zouden kunnen bespreken in het licht van de richtlijn voor een menselijke samenleving die zegt dat je je naaste moet liefhebben als jezelf. Dat je moet delen met een ander wat je hebt. Zeker in de woestijn ben je op dat delen aangewezen, en op de natuur natuurlijk. Dat was al gebleken met het Manna dat ze vonden voor hun tent en dat zal ook voor het vlees gelden. Pas als je je niet meer afhankelijk van anderen opstelt kun je leren in welke overvloed je eigenlijk leeft. Maar delen met de armsten in de wereld kunnen we nog steeds niet opbrengen. Wat dat betreft lijken we soms niet verder te zijn dan dat volk in de woestijn.

Plaats een reactie