2 Koningen 10:1-17
1 In Samaria woonden nog zeventig zonen van Achab. Jehu stelde brieven op die hij naar Samaria stuurde, naar de bestuurders van Jizreël, de oudsten en de voogden die Achab had aangesteld. Deze brieven luidden als volgt: 2 ‘De zonen van uw heer wonen bij u en u beschikt over paarden en strijdwagens, een versterkte stad en wapens. Welnu, wanneer u deze brief ontvangt, 3 kies dan de meest geschikte koningszoon, zet hem op zijn vaders troon en wees bereid het koningshuis van uw heer te verdedigen.’ 4 De ontvangers van deze brieven werden verschrikkelijk bang en zeiden: ‘Twee koningen hebben het al tegen hem afgelegd. Hoe zouden wij dan standhouden?’ 5 De hofmeester, de stadscommandant, de oudsten en de voogden van de koningszonen stuurden Jehu daarom het volgende bericht: ‘Wij zijn uw dienaren, heer. We zullen alles doen wat u ons opdraagt. Wij zullen niemand als koning aanwijzen. Doet u wat u het beste vindt.’ 6 Hierop schreef Jehu hun een tweede brief, waarin hij zei: ‘Als u op mijn hand bent en mij wilt gehoorzamen, onthoofd dan alle zonen van uw heer en meld u morgen om deze tijd bij mij in Jizreël.’ Er waren zeventig koningszonen, die door voorname inwoners van de stad werden opgevoed. 7 Na ontvangst van de tweede brief werden alle zeventig koningszonen gevangengenomen en ter dood gebracht. Hun hoofden werden in manden gedaan, die naar Jehu in Jizreël werden gestuurd. 8 Toen een bode meldde dat de hoofden van de koningszonen gebracht waren, beval Jehu ze in twee hopen bij de ingang van de stadspoort te leggen en ze daar tot de volgende dag te laten liggen. 9 De volgende morgen kwam hij naar buiten en sprak de bevolking als volgt toe: ‘Oordeelt u zelf: Ik heb tegen mijn heer een samenzwering gesmeed en hem vermoord. Maar door wie zijn deze koningszonen gedood? 10 Besef goed dat niets van wat de HEER tegen het koningshuis van Achab heeft uitgesproken, onvervuld blijft. De HEER brengt ten uitvoer wat Hij bij monde van zijn dienaar Elia heeft voorzegd.’ 11 En Jehu liet alle familieleden van Achab die nog in Jizreël waren ter dood brengen, en ook al zijn ambtenaren, vertrouwelingen en priesters; niet één bleef in leven. 12 Hierna vertrok Jehu naar Samaria. Toen hij onderweg door Bet-Eked kwam, een trefpunt van herders, 13 kwam hij daar de broers van koning Achazja van Juda tegen. ‘Wie bent u?’ vroeg hij, en zij antwoordden: ‘Wij zijn broers van Achazja. We zijn op weg om de koningszonen en de zonen van de koningin-moeder een bezoek te brengen.’ 14 ‘Grijp ze levend!’ beval Jehu, en de broers van Achazja werden gegrepen en bij de put van Bet-Eked ter dood gebracht. Ze waren met tweeënveertig man, en niet één bleef in leven. 15 Jehu vervolgde zijn weg en kwam een eind verder tegenover Jonadab, de zoon van Rechab, te staan. Hij begroette hem en zei: ‘Hebt u het goed met mij voor, zoals ik met u?’ ‘Jazeker,’ antwoordde Jonadab, ‘geef mij uw hand.’ Jehu reikte hem de hand en liet hem zijn wagen bestijgen. 16 ‘Ga met mij mee,’ zei hij, ‘dan kunt u zien hoe ik strijd voor de HEER.’ Zo reed Jonadab met Jehu mee. 17 Toen Jehu in Samaria aankwam, doodde hij daar allen die nog over waren van het hof van Achab, tot hij het hele koningshuis van Achab had uitgeroeid, zoals de HEER aan Elia had voorzegd. (NBV21)
Het hart van de Bijbel is dat, wat je zelf niet wil dat je wordt aangedaan, je ook een ander niet moet aandoen. In het verhaal over Jehu dat we vandaag lezen leren we hoe de politiek kan werken. En denk nu niet dat we sinds de dagen van Jehu beschaafder zijn geworden want dat zijn we niet. Jehu geeft openlijk toe dat hij een complot gesmeed heeft tegen de wettige koning van Israël. Hij heeft die koning gedood, diens echtgenote uit het raam laten gooien en hij woont nu in het paleis in Jizreël. Ook de vriend van de koning, de koning van Juda, heeft hij laten doden. Maar het koningshuis Achab is nog niet uitgestorven. De aanbidder van de vruchtbaarheidsgod die Izebel had meegenomen was zelf vruchtbaar. In de hoofdstad Samaria leefden nog 70 zonen, alsof alle volken zouden afstammen van Achab, zo klinkt zo’n getal in de oren van de lezers in Israël. Deftige burgers van Samaria hadden die zonen opgevoed. Dat zal een hele eer geweest zijn een prins te mogen opvoeden.
Maar Jehu stelt ze voor de keus, of een wettige opvolger van Achab kiezen en oorlog voeren, of het huis Achab met wortel en tak uitroeien en in vrede verder leven. De deftige burgers van Samaria kiezen voor het laatste, ze kiezen uit angst voor hun eigen hachje. Daarmee stellen ze zich natuurlijk gelijk aan de koningsmoordenaar Jehu. Die komt er voor uit. Jehu brengt vervolgens de hele troep vruchtbaarheidsdienaren om. Het klinkt als een wreed verhaal, maar de Bijbel vertelt het of er een oogst plaats vindt waarbij het kaf van het koren wordt gescheiden. Het kwaad kun je immers niet ongestraft laten voortwoekeren. Wij zitten zelf ook in zo’n discussie. Moet je een club laten voortduren die begint met vragen naar de kosten van een vreemdeling? In de jaren 30 werden in Duitsland verstandelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten met een dodelijke injectie omgebracht omdat ze de samenleving extra geld kostten. Wij hebben een toenemend aantal hoogbejaarde dementen waarvoor kostbare zorg nodig is.
Komt na de vraag naar de kosten van vreemdelingen ook de vraag naar de kosten van demente bejaarden, verstandelijk en lichamelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten? Bejaarden en verstandelijk gehandicapten moeten nu al gedwongen verhuizen uit hun vertrouwde zorgomgeving en zullen in de komende tijd ook op straat worden gezet berichten organisaties voor zorg en huisvesting. In de Bijbel staan de vreemdelingen altijd op één lijn met de armen, de zwakken, de weduwen en de wezen. Uitdrukkelijk wordt opgedragen ook met de vreemdelingen te delen. In Bijbelse termen geldt dat wie begint met de vreemdelingen te vervolgen niet zal ophouden als hij bij de zwaksten in de eigen samenleving is aangekomen. Daarom neemt Jehu geen halve maatregelen en gaat hij zelfs door tot Achab’s vriendjes uit het koningshuis van Juda zijn omgebracht. Het is een wreed verhaal maar een krachtige waarschuwing aan onze eigen samenleving om een grens te trekken als onze broeders en nu ook onze zusters van vreemde herkomst worden bedreigd.