1 Koningen 22:29-40
29 De koning van Israël trok samen met Josafat, de koning van Juda, ten strijde tegen Ramot in Gilead. 30 Hij zei tegen Josafat: ‘Ik wil niet als koning gekleed de strijd in gaan, maar houdt u uw koninklijke gewaad aan.’ De koning van Israël verkleedde zich dus voordat hij ten strijde trok. 31 De koning van Aram had de bevelhebbers van zijn strijdwagens, tweeëndertig man, het volgende opgedragen: ‘Vecht niet met een willekeurige soldaat, maar alleen met de koning van Israël.’ 32 Toen de bevelhebbers van de strijdwagens Josafat zagen, riepen ze: ‘Dat moet de koning van Israël zijn!’ Ze gingen op hem af om met hem te vechten, en Josafat schreeuwde om hulp. 33 Maar toen de bevelhebbers van de strijdwagens merkten dat hij niet de koning van Israël was, lieten ze hem met rust. 34 Een soldaat spande zijn boog en trof nietsvermoedend de koning van Israël tussen de schubben van zijn pantser. De koning zei tegen zijn wagenmenner: ‘Wend de teugel en breng me buiten het strijdgewoel; ik ben zwaargewond.’ 35 Maar de strijd liep zo hoog op dat ze de koning voor de ogen van de Arameeërs in zijn wagen overeind moesten houden. Tegen de avond stierf hij; zijn wagen zat onder het bloed. 36 Toen de zon onderging, werd in het kamp het sein tot opbreken gegeven. 37 De koning was dus gesneuveld. Na terugkomst in Samaria werd hij daar begraven. 38 De strijdwagen werd schoongespoeld bij het waterbekken van de stad, waar de hoeren zich baadden, en de honden likten zijn bloed op zoals de HEER had voorzegd. 39 Verdere bijzonderheden over Achab, over het paleis van ivoor dat hij heeft laten bouwen en over alle steden die hij heeft versterkt, zijn opgetekend in de kronieken van de koningen van Israël. 40 Toen Achab bij zijn voorouders te ruste ging, werd hij opgevolgd door zijn zoon Achazja. (NBV21)
Als de Koning of de generaal valt raken de soldaten in verwarring. Vechten op eigen verantwoordelijkheid wordt in een leger nu eenmaal niet aangemoedigd. Daarom is het zo bijzonder als manschappen in het heetst van de strijd wel de verantwoording voor hun kameraden op zich nemen, soms worden ze daarvoor ook onderscheiden, vaker worden ze daarvoor bestraft. Koning Achab heeft ervaring met oorlog voeren en weet dat het doden van de leiding de overwinning voor de vijand dichterbij brengt. Hij laat Josafat dan ook in vol koningsornaat de strijd in gaan terwijl hij zelf de kleding aantrekt van een gewone boogschutter in een strijdwagen. Helpen doet het niet. De vermomming van Josafat wordt doorzien en de pijlen vliegen zo talrijk rond dat er altijd wel een pijl is die je kan treffen. Als je niet gedood wil worden moet je geen oorlog voeren. Dat is de boodschap van dit verhaal. Al die profeten hadden Achab alleen maar gesterkt in zijn oorlogszucht.
Maar zelfs die ene profeet die de waarheid sprak en de ondergang van Achab voorspeld had kon hem niet van zijn plannen afbrengen. Micha had dus niet de toekomst voorspeld maar alleen verteld hoe de dingen af zouden lopen. Naar waarschuwers voor onheil moeten we ook vandaag de dag luisteren. Dat de voortdurende honger en armoede in Afrika steeds weer wanhopige mensen naar Europa doet gaan is geen toekomstvoorspelling maar de gewone waarheid. Het is dan een profetie die als waarheid verbonden wordt met onze weigering met Afrika te delen en te zorgen voor eerlijke handelsverhoudingen. Juist in onze energie crisis dreigt de armoede en de wanhoop in Afrika vergroot te worden. De druk op onze eigen samenleving wordt daardoor groter en de angst bij mensen die nog wat te verliezen hebben ook waardoor ze naar sterke mannen gaan zoeken die uit angst muren willen bouwen om ons volk en alles wat hen vreemd is willen verwijderen.
In het verhaal van de Bijbel gaat Achab dood en sterft hij een onreine dood als teken hoe slecht hij wel niet is, de bron waarin zijn wagen wordt gewassen is door hoeren verontreinigd en de honden likken zijn bloed op. Hij had de kans gehad dat lot te ontlopen door vrede te bewaren en te zorgen voor de armen in zijn land. Wij kunnen de druk op onze samenleving verlichten door werkelijk te gaan delen en eerlijke handelsverhoudingen te scheppen. Angst hoeven we dan ook niet te hebben, onze overtuigingen houden het door de eeuwen heen uit, de liefde voor de naaste is zelfs door de dood heen uit te houden. Angst dient daarom alleen bestreden te worden. We zullen het per slot niet alleen in ons land samen moeten doen maar in de hele wereld samen doen. Als Josafat en Achab dat hadden begrepen zou het met hen beter zijn afgelopen, laten wij er tenminste lering uit trekken.