1 Koningen 20:1-12
1 Koning Benhadad van Aram riep al zijn troepen onder de wapenen. Met tweeëndertig andere koningen, uitgerust met paarden en wagens, rukte hij op tegen Samaria en omsingelde het. 2 Benhadad stuurde afgezanten naar de stad, naar koning Achab van Israël. 3 Ze moesten de volgende boodschap overbrengen: ‘Dit zegt Benhadad: “Uw goud en zilver komen mij toe, en uw mooiste vrouwen en flinkste zonen ook!”’ 4 De koning van Israël liet antwoorden: ‘Het is zoals u zegt, mijn heer en koning: ik behoor u toe met alles wat ik bezit.’ 5 De afgezanten kwamen opnieuw naar Achab toe en zeiden: ‘Dit zegt Benhadad: “Ik heb afgezanten naar u toe gestuurd met de boodschap dat u uw goud en uw zilver en uw vrouwen en uw zonen aan mij moet geven. 6 Welnu, morgen om deze tijd stuur ik mijn dienaren naar u toe. Zij zullen uw paleis en de huizen van uw dienaren doorzoeken en alles meenemen waaraan u waarde hecht.”’ 7 De koning van Israël riep alle oudsten van het land bij zich en zei: ‘Zoals u ziet heeft die Benhadad het slecht met ons voor. Hij had mijn vrouwen en zonen en mijn goud en zilver al opgeëist, en ik heb het hem niet geweigerd.’ 8 De oudsten en de andere Israëlieten zeiden tegen de koning: ‘Doe niet wat hij zegt, willig zijn eis niet in.’ 9 Hierop zei Achab tegen de afgezanten van Benhadad: ‘Zeg tegen mijn heer en koning: “Alles waar u mij de eerste keer om hebt gevraagd zal ik u geven, heer, maar op uw tweede eis kan ik niet ingaan.”’ De afgezanten vertrokken en brachten dit antwoord aan Benhadad over. 10 Daarop zond Benhadad de volgende boodschap: ‘De goden mogen met mij doen wat ze willen als er van Samaria genoeg stof overblijft om er alle soldaten die voor mij vechten een handvol van mee te geven.’ 11 De koning van Israël antwoordde: ‘Zeg hem dat wie zich opmaakt voor de strijd, niet moet juichen voor hij de wapens weer heeft afgelegd!’ 12 Benhadad zat met de andere koningen onder een dak van bladeren te drinken toen hij dit antwoord ontving, en onmiddellijk beval hij zijn aanvoerders hun stellingen tegenover de stad te betrekken. (NBV21)
Die Koning Achab wordt door de Bijbel als een zeer slechte koning afgeschilderd. Maar waarom eigenlijk? Als je dit verhaal goed leest zou je bijna gaan denken dat het een dappere onbaatzuchtige koning is. Als Benhadad met 32 andere koningen al het goud en zilver van de koning eist, en ook nog de mooiste vrouwen en flinkste zonen, dan geeft hij die direct. Maar als die Benhadad ook nog het goud en het zilver, en de vrouwen en zonen, van de dienaren van de Koning vraagt dan weigert hij. En voor die weigering overlegt hij netjes met de oudsten van het volk. Wat is daar nu zo slecht aan. De Koning zet alles van zichzelf in om de vrede te bewaren maar als het gaat om dat wat van anderen is dan zet hij de hielen in het zand. Mooi toch zou je zeggen. Maar dan lees je toch niet goed. Het gaat om goud, zilver, vrouwen en zonen, steeds in die volgorde. En wat staat er bij de God van Israël nu voorop? Het goud, het zilver?
Nee, zeker voor de God van Israël geldt: vrouwen en kinderen eerst. Je geeft een vrouw niet weg alsof het een voorwerp is, je laat je zonen niet in slavernij gaan. Je bezit een vrouw ook niet op de manier waarop die Heidense Koning een vrouw bezit. Man en vrouw worden één vlees, de Bijbel zegt het zo: vanaf het begin af zijn zij gelijk, samen door God geschapen, elkaar tot hulp en bijstand. Het is typisch de mannenmacht die in de geschiedenis vrouwen tot bezit wil degraderen, die vrouwenhandel normaal wil vinden en daar ruimte voor wil maken. Het is God een gruwel. Die gelijkheid van mannen en vrouwen is niet alleen bij Heidense volken met een lantaarntje te zoeken. Ook in Christelijke kerken is het geloof in de schepping van God vaak ver te zoeken als men vrouwen weert uit alle kerkelijke ambten, als men de stem van de vrouw niet even serieus neemt als die van de man.
Niet als orakel die geëxploiteerd wordt door de man, zoals door Paulus wordt veroordeeld, of als sexueel object, waar het in dit verhaal om gaat, maar als verkondiger van het goede nieuws van vrijheid. Verkondigend zoals Debora deed, zoals Hanna zong, zoals Ruth deed, zoals Ester deed, zoals zovelen in de Bijbel ons voor hebben gedaan. Juist vanwege die volgorde, goud, zilver, vrouwen en zonen en het zich niet verzetten tegen de volgorde en de behandeling van vrouwen en zonen wordt Achab in de Bijbel als zeer slechte koning neergezet. Daar mogen ook wij bij stilstaan als we het hebben over vrouwenhandel en prostitutie, als we het hebben over kinderporno en pedofilie, als we het hebben over jeugdzorg en het opsluiten van kinderen in gevangenissen. Zelfs in ons vreemdelingenbeleid gebeurd het nog dat kinderen in gevangenissen worden opgesloten, want o wee hun ouders mogen eens aan ons goud en zilver komen. Gelovigen in de God van Israël verzetten zich daartegen, met alles wat in hen is, ook vandaag.