1 Koningen 13:11-22
11 Nu woonde er in Betel een oude profeet. Een van zijn zonen kwam naar hem toe en vertelde hem wat de godsman die dag in Betel had gedaan en wat hij tegen de koning had gezegd. Toen zijn zonen hem alles hadden verteld, 12 vroeg hun vader hun welke weg hij genomen had. Nadat ze waren nagegaan langs welke weg de godsman naar Juda was teruggegaan, 13 droeg hun vader hun op de ezel voor hem te zadelen. Dat deden ze, en toen reed de oude profeet op zijn ezel 14 de godsman achterna. Hij trof hem aan, zittend onder een terebint. ‘Bent u de godsman die uit Juda is gekomen?’ vroeg hij. ‘Ja,’ zei de godsman. 15 Toen zei de profeet: ‘Ga met me mee naar huis om wat te eten.’ 16 ‘Ik kan niet op uw uitnodiging ingaan,’ antwoordde de godsman. ‘Ik mag in uw woonplaats niets eten en niets drinken, 17 want er is mij door de HEER een verbod opgelegd met de woorden: “Je mag daar niets eten en niets drinken en niet langs dezelfde weg teruggaan als je gekomen bent.”’ 18 ‘Maar ik ben ook een profeet, net als u,’ voerde de ander aan. ‘En tegen mij heeft een engel in opdracht van de HEER gezegd: “Neem hem mee terug naar je huis en laat hem wat eten en drinken.”’ Zo loog hij hem voor, 19 en de godsman ging met hem mee terug om bij hem thuis iets te eten en te drinken. 20 Terwijl ze aan tafel zaten, richtte de HEER zich tot de profeet die de godsman had meegenomen, 21 en deze riep tegen de godsman uit Juda: ‘Dit zegt de HEER: Je hebt je verzet tegen het bevel van de HEER en je niet gehouden aan het verbod dat de HEER, je God, je had opgelegd. 22 Je bent teruggegaan en je hebt gegeten en gedronken op een plaats waarvan Hij had gezegd dat je er niets mocht eten of drinken. Daarom zal je lichaam na je dood niet worden bijgezet in het graf van je voorouders’.(NBV21).
Koningen en profeten zijn mensen met gezag. Vaak een goddelijk gezag. Ook onze Koning regeert bij de gratie Gods, ofwel God heeft hem op de troon gezet en hij zit daar zolang God dat goed vindt. Profeten spreken op gezag van God en zeggen en doen wat God goed vindt. Nu er nieuwe rijken zijn ontstaan na de splitsing van Juda en Israël zal opnieuw duidelijk gemaakt moeten worden wat dat namens God eigenlijk betekent en welke verantwoordelijkheden dat met zich mee brengt. We weten al dat Koningen spelletjes kunnen spelen met de macht. Zelf vroom naar de Tempel gaan maar de afgoderij van je vrouwen tolereren en daar zelfs aan mee doen. Zelfs altaren en heiligdommen inrichten als dat voor de kracht van jouw regering beter is. Maar hoe gaat dat dan met profeten?
Daarover gaat het verhaal van vandaag. De profeet die uit Juda was gekomen en namens God de godsdienstige praktijken van Jerobeam had veroordeeld moest langs een andere weg terug. Hij was geen overwinnaar die triomfantelijk terug kon keren. Nee hij reisde door een door God verlaten land en dat brengt gevaren op de weg. Die gevaren zijn er ook in onze tijd niet zo maar en uit heet niets maar die gevaren worden gevormd door mensen die hun eigen belang willen dienen door een gevaar te zijn voor anderen. In Betel woonde zo’n oude profeet. Die vluchtte niet voor Jerobeam maar bleef daar wonen. Als profeet? Als die profeet uit Juda nu eens bij hem kwam eten dan straalde het gezag van die profeet uit Juda ook op hem af. Hij gaf zijn zonen de opdracht uit te vissen waar de profeet uit Juda naar toe was gegaan.
Nu is het niet zo erg om een verbinding met de God van Israël aan te gaan. Of dat oprecht is of niet blijkt vrij snel. Worden de armen er beter van, de bedroefden getroost en de hongeren gevoed, dan is het goed. Vraag is wel of je je houd aan wat God je vraagt of je je laat verleiden daar van af te stappen, er voor je zelfs eer aan behalen bijvoorbeeld. En dat overkomt de profeet uit Juda. Het is natuurlijk een hele eer dat de oude profeet uit Betel jou erkent als Godsman en je uitnodigt, nog wel op grond van een bevel van de Allerhoogste. Maar geeft God tegenstrijdige bevelen? Gebruikt God mensen om mensen door mensen te laten bewonderen? Dat laatste is dus niet het geval. Wat mensen met gezag ook voor mooie verhalen loslaten die verhalen zijn pas van God als er hongerigen worden gevoed, vreemdelingen rechtvaardig worden behandeld en gezinnen weer bij elkaar worden gebracht. Het verhaal over de twee profeten was een waarschuwing en is een waarschuwing voor ons.