De kleinste

Lucas 9:46-50

46 Ze begonnen onderling te redetwisten over de vraag wie van hen de belangrijkste was. 47 Jezus wist wat hen bezighield en Hij nam een kind bij zich, dat Hij naast zich neerzette. 48 Hij zei tegen hen: ‘Wie dit kind in mijn naam ontvangt, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem die Mij gezonden heeft. Want wie de kleinste onder jullie allen is, die is werkelijk groot.’ 49 Daarop zei Johannes: ‘Meester, we hebben iemand gezien die in uw naam demonen uitdreef en we hebben geprobeerd hem dat te beletten, omdat hij U niet samen met ons volgt.’ 50 Jezus zei tegen hem: ‘Verhinder het niet! Want wie niet tegen jullie is, is voor jullie.’ (NBV21)

In de laatste decennia zijn er naast de Kerk tal van losstaande groepen ontstaan. Een aantal daarvan leunen erg op een populaire leider. Maar hoe doe je dat dan een religieuze groep leiden. Ook in de Kerken zijn er dominees die gelet op de teruggang van het aantal bezoekers onzeker worden over de manier waarop zij leiding geven aan hun gemeente. De Christelijke leiderschapscursessen en trainingen schieten dan ook uit de grond. Nu hebben die het niet gemakkelijk. Wie de kleinste onder jullie is is pas echt groot zegt Jezus. En bij het laatste avondmaal had hij nog het voorbeeld gegeven door als een slaaf de voeten van zijn leerlingen te wassen. Bij een Christelijke leiderschapscursus kun je een handdoek thuislaten want de minste willen zijn kan ook te ver gaan.

Ook in de groep leerlingen van Jezus van Nazareth ontstond de discussie wie nu wel de belangrijkste was en wie tot de lagere rangen behoorde. Jezus had daar zelf wel een beetje aanleiding toe gegeven. Toen Jezus eindelijk de tijd had zich te bekommeren over de dochter van de leider van de synagoge Jaïrus had hij maar drie leerlingen meegenomen. Petrus, Johannes en Jacobus. En toen Jezus enige tijd later zich terugtrok op een berg nam hij ook maar drie leerlingen mee, dezelfde drie. Daar hadden ze een visieoen gehand van een ontmoeting met Mozes en Elia. Beide gebeurtenissen riepen de vraag op hoe het met de onderlinge verhoudingen zat.

Het antwoord van Jezus vertoont een zekere naïviteit. Hij neemt een kind op en zet die naast zich. Doe maar net of dit kind mijzelf is zei hij toen. Als je dit kind opneemt dan neem je mij op, en tegelijkertijd de god van Israël zelf. Ze moesten zich dus gedragen als een stel kinderen, de ene keer is de een de baas, een andere keer een ander. Maar ja als je zo gemakkelijk in de naam van Jezus kan spreken hoe zit dat dan met hen die helemaal niet bij de groep horen en toch demonen uitwerpen. Rustig laten gaan zegt Jezus, in de daad hoort die er toch bij. Paulus zou later schrijven dat overal waar liefde is God aanwezig is. En we zingen in de Kerk dat overal waar vriendschap en liefde zijn God aanwezig is. Elke dag mogen we daar mee leven.

Plaats een reactie