Psalm 105:1-22
1 Loof de HEER, roep luid zijn naam, maak zijn daden bekend onder de volken, 2 zing en speel voor Hem, spreek vol lof over zijn wonderen, 3 beroem u op zijn heilige naam. Wees blij van hart, u die de HEER zoekt. 4 Zie uit naar de HEER en zijn macht, zoek voortdurend zijn nabijheid. 5 Gedenk de wonderen die Hij heeft gedaan, de oordelen die Hij heeft uitgesproken, 6 nageslacht van Abraham, zijn dienaar, kinderen van Jakob, door Hem verkozen. 7 Hij is de HEER, onze God, zijn besluiten gelden over de hele aarde. 8 Tot in eeuwigheid zal Hij gedenken zijn belofte aan duizend geslachten, 9 het verbond dat Hij sloot met Abraham en voor Isaak bevestigde met een eed. 10 Voor Jakob verhief Hij het tot wet, voor Israël tot een eeuwig verbond, 11 toen Hij zei: ‘Ik zal jou Kanaän geven, dat land wordt je onvervreemdbaar bezit.’ 12 Toen zij daar nog maar korte tijd waren, een handjevol vreemdelingen, 13 zwierven zij van volk naar volk, van het ene koninkrijk naar het andere. 14 Hij stond niet toe dat iemand hen verdrukte, ter wille van hen strafte Hij koningen: 15 ‘Raak mijn gezalfden niet aan, doe mijn profeten geen kwaad.’ 16 Hij riep een hongersnood over het land af en vernietigde elke voorraad brood. 17 Hij stuurde een van hen vooruit: Jozef, die als slaaf werd verkocht. 18 Ze klonken zijn voeten in ketenen, sloten zijn hals in ringen van ijzer, 19 totdat zijn voorspelling uitkwam, het woord van de HEER hem vrijsprak. 20 De koning beval hem los te laten, de heerser der volken liet hem vrij. 21 Hij stelde hem aan als heer van zijn huis, als beheerder van heel zijn bezit, 22 om zijn prinsen aan banden te leggen en zijn oudsten wijsheid te leren. (NBV21)
Vandaag zingen we een lofpsalm. Of daar veel aanleiding toe is. We zitten met een oorlog bij de buren, ontwaken net uit een pandemie en hebben een groot tekort aan mensen die het werk willen doen waar we van moeten leven. En een baan heb je zeker niet vanzelf. Als er een paar mensen aan de top van banken en het bedrijfsleven besluiten te veel aan bonussen in hun zak te steken dan zijn honderdduizenden ineens hun vaste baan weer kwijt. De Psalm roept om toch even terug te kijken. Er wordt opgeroepen te denken aan de wonderen die de God van Israël heeft gedaan. En er wordt ook gezinspeeld op die wonderen zelf en wat ze voor ons te betekenen kunnen hebben. Want moet je je voorstellen, die Abraham was maar een zwerver, die trok naar Kanaän in de overtuiging dat zijn nakomelingen dat hele land zouden beërven. Zelf lukte het hem niet om meer dan een grafspelonk te kopen. Maar ook Izaäk zijn zoon had dezelfde overtuiging. En diens zoon Jakob moest zelf vluchten, terug op de weg die Abraham ooit was gegaan.
Die Jakob trouwde wel met verschillende vrouwen en werd een rijk man met grote kudden en veel personeel en twaalf zonen maar ook die Jakob bleef de nodige ellende niet bespaard. Toen hij eindelijk in dat beloofde land gevestigd was raakte hij een zoon kwijt, werd een dochter van hem verkracht door een aantal stedelingen en ging zijn lievelingsvrouw al in het kraambed dood. Toen er uiteindelijk een hongersnood uitbrak moest die Jakob met al zijn zonen en zijn hele hebben en houwen toevlucht nemen tot een vreemd land, Egypte, daar bleek zijn verloren zoon gezorgd te hebben voor het nodige voedsel en een stuk land waar ze als veetelers konden verder leven. Zo rijpte het idee dat die nakomelingen van Abraham, Izaäk en Jakob een bijzondere bescherming genoten, dat men dit volk niet te na moest komen. Zeker niet hen die het woord van de vreemde God doorgaven. Die God die maar bleef beloven dat het volk een groot volk zou worden en dat ze een land zouden krijgen overvloeiende van melk en honing.
Maar als wij deze Psalm meezingen dan mogen wij weten dat die belofte uiteindelijk zou uitkomen. Dat die belofte zelfs ging gelden voor de hele bewoonde wereld, dat er uiteindelijk een wereld zal komen waar alle tranen gedroogd zullen zijn en waar die God zelf zal komen wonen. Dat heeft het volk door de donkerste perioden van hun geschiedenis heen geholpen, te beginnen met de slavernij in Egypte uitlopend op een ballingschap in Babel en inlijving in het wereldrijk van Rome. Dan moet onze werkloosheid ook wel overkomelijk zijn. Dan moet een mindere oogst ons niet afschrikken. In onze samenleving is er altijd iets te betekenen voor mensen die het nog minder hebben. Wat wij ook wij hebben wij kunnen het altijd delen met hen die het echt nodig hebben. Want we weten dat dan ook die nieuwe wereld zal aanbreken, dat dan alle ellende voorbij zal zijn. Daar mogen we vandaag om bidden, daar mogen we ons vandaag op bezinnen maar het mooiste is dat we er vandaag ook weer aan mogen werken.