Jeremia 41:1-10
In de zevende maand kwam Jismaël, de zoon van Netanja, de zoon van Elisama, een hoge ambtenaar die tot de koninklijke familie behoorde, samen met tien mannen naar Mispa om Gedalja te bezoeken, de zoon van Achikam, de zoon van Safan. Terwijl ze een maaltijd hielden, 2 sprongen Jismaël en de tien mannen op en vermoordden Gedalja, de man die door de koning van Babylonië als gouverneur was aangesteld. 3 Jismaël liet ook de Judeeërs die bij Gedalja in Mispa waren en de daar gelegerde Chaldeeën vermoorden. 4 De dag na de moord op Gedalja – niemand wist er nog van – 5 kwamen er tachtig mannen uit Sichem, Silo en Samaria met afgeschoren baard en gescheurde kleren. Ze hadden hun lichaam gekerfd en hadden graanoffers en wierook bij zich om die naar de tempel van de HEER te brengen. 6 Jismaël, de zoon van Netanja, kwam hun vanuit Mispa huilend tegemoet. Bij hen aangekomen zei hij: ‘Gedalja, de zoon van Achikam, heet u welkom.’ 7 Maar zodra ze in de stad waren, slachtten Jismaël en zijn mannen hen af. Hun lijken gooiden ze in een waterkelder. 8 Tien van hen zeiden: ‘Dood ons niet, wij hebben voorraden in het veld verborgen: tarwe, gerst, olijfolie en vruchtenstroop.’ Deze tien liet Jismaël ongemoeid, zodat ze niet net als de anderen werden vermoord. 9 Jismaël had de lijken van zijn slachtoffers in een grote waterkelder gegooid. Het was de kelder die koning Asa had laten uithakken toen er oorlog met koning Basa van Israël dreigde. Die werd helemaal gevuld met lijken. 10 Jismaël voerde de rest van de bevolking als gevangenen weg uit Mispa: de koningsdochters en de mensen die nog in Mispa overgebleven waren en over wie Gedalja, de zoon van Achikam, als gouverneur was aangesteld door Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht. Hij wilde met hen de Jordaan oversteken en naar Ammon gaan. (NBV21)
De vriend van mijn vijand is mijn vijand. Hoe de haat van de ene mens tegen de andere misschien te begrijpen is maar dat geweld als antwoord daarop altijd verkeerd is wordt in het gedeelte dat we vandaag lezen nog eens extra onderstreept. Er is een feestdag in Juda, een vastendag. Dan komt een lid van het Koninklijk Huis van Juda naar de tijdelijke hoofdstad Mispa. Deze Jisraël neemt een hofhouding van 10 mannen mee. Hij gaat op bezoek bij Gedalja, door de Koning van Babel aangesteld als hoofd van Juda. Zoals gebruikelijk wordt een maaltijd aangericht, een teken van vreedzaam met elkaar omgaan. Dan springen de tien mannen van Jismaël op en vermoorden iedereen die een relatie met Babel had.
Een moordaanslag als deze is ten tijde van een oorlog niet helemaal zonder gevaar voor de aanslagers. Daar wordt een groep van tachtig pelgrims het slachtoffer van. Zij kwamen uit de andere delen van het voormalig Israël, het Koninkrijk van David. ze waren in de rouw. Het afgescheiden Koninkrijk Israël was al eerder veroverd en de bevolking in ballingschap weggevoerd. Nu Juda ook gevallen was hield het volk Israël als het ware op te bestaan. En de pelgrims in de rouw keerden weer terug naar het enige dat hen was overgebleven, de leer van Mozes en de Tempel in Jeruzalem. Die Tempel was weliswaar verwoest maar op de puinhopen er van konden ook offers worden gebracht. Jismaël liet ze gevangen nemen om ze uit te moorden.
Een tiental smeekte voor hun leven en vertelden dat ze een behoorlijke oogst hadden verstopt. Hoewel de God van Israël zelfs Sodom had willen sparen als daar tien rechtvaardigen aanwezig waren geweest liet Ismaël de andere zeventig pelgrims ombrengen en slechts de tien die wilden delen van hun bezit in leven. Neemt Jismaël dan de macht over, als bevrijder van Juda? Niks er van. Hij neemt de overige bevolking gevangen en voerde ze af naar Ammon. Zoals het verteld wordt kun je niet anders denken dan dat hij de gevangenen tot slaaf had gemaakt en wilde verkopen. Het volk was ten onder gegaan in geweld omdat zij zich hadden afgekeerd van de God van Israël. Slechts zij die wilden delen van wat ze hadden mochten in leven blijven. Ook in de oorlogen waar wij weet van hebben wachten de slachtoffers op hen die weten te delen. Pas dan kunnen ze overleven, ook vandaag nog.