Jeremia 40:7-16
7 De bevelhebbers van het leger en de manschappen die zich nog schuilhielden, hoorden dat de koning van Babylonië Gedalja, de zoon van Achikam, tot gouverneur had aangesteld en dat hij hem had belast met de zorg voor een deel van de armsten van het land, mannen, vrouwen en kinderen die niet als ballingen naar Babel waren gevoerd. 8 De bevelhebbers zochten Gedalja in Mispa op: Jismaël, de zoon van Netanja, Jochanan en Jonatan, de zonen van Kareach, Seraja, de zoon van Tanchumet, de zonen van Efai uit Netofa, en Jezanja, de zoon van een man uit Maächa, allen met hun mannen. 9 Gedalja bezwoer de bevelhebbers en hun mannen: ‘Wees niet bang om de Chaldeeën te dienen. U kunt in het land blijven wonen, en zolang u de koning van Babylonië dient zal het u goed gaan. 10 Ikzelf blijf in Mispa wonen om u bij de Chaldeeën te vertegenwoordigen. U moet de druiven, zomervruchten en olijven inzamelen en opslaan. Ga in de steden wonen die u nog in bezit hebt.’ 11 Toen de Judeeërs in Moab, Ammon, Edom en andere landen hoorden dat de koning van Babylonië een deel van de Judeeërs in het land had laten blijven en dat hij Gedalja, de zoon van Achikam, de zoon van Safan, tot hun gouverneur had benoemd, 12 keerden ze uit alle plaatsen waarheen ze verdreven waren naar Juda terug. Nadat ze Gedalja in Mispa hadden bezocht, oogstten ze zeer veel druiven en zomervruchten. 13 Jochanan, de zoon van Kareach, en een aantal bevelhebbers van het leger die zich voordien hadden schuilgehouden, kwamen naar Mispa 14 en zeiden tegen Gedalja: ‘Weet u dat Jismaël, de zoon van Netanja, er door koning Baälis van Ammon op uit is gestuurd om u te vermoorden?’ Maar Gedalja geloofde hen niet. 15 Jochanan stelde hem in het geheim voor: ‘Laat mij Jismaël, de zoon van Netanja, doden; niemand zal ook maar iets vermoeden. Hij mag u niet vermoorden. Dan zouden immers alle Judeeërs die zich bij u aangesloten hebben weer verstrooid worden en zou wat er van Juda nog over is te gronde gaan.’ 16 Maar Gedalja antwoordde Jochanan: ‘Geen sprake van; wat u over Jismaël zegt is een leugen!’
Er is een sprookje dat gaat over een krekel en een mier waarbij de mier voedsel verzameld voor de winter en de krekel viool speelt en geniet van de zomer maar in de winter honger moet lijden. Sparen voor schrale tijden is dus een goed advies. Nu is die Gadalja uit ons verhaal aangesteld om ook de zorgen voor de allerarmsten. Die hadden weer de beschikking over wijngaarden en akkers. Tijd om feest te vieren zou je zeggen. Maar het beleg van Jeruzalem had een zware belasting op de voedselvoorraad betekend. Landbouw is in tijden van oorlog vaak onmogelijk, de armen in de wereld zullen zeker lijden onder de oorlog in Oekraïne omdat de oogsten van graan en zonnebloemen te vaak onmogelijk is door de oorlog. De raad van Gedalja om de druiven, zomervruchten en olijven te verzamelen en op te slaan voor de winter is dus heel verstandig.
Zoals altijd gaf de oorlog tussen Babel en Juda een heleboel vluchtelingen. Naar bijna alle landen rondom Juda waren burgers gevlucht. Nu hoorden ze dat de allerarmsten in het land hadden mogen blijven en dat er zelfs een landgenoot tot gouverneur was benoemd. Die Gedalja stelde zich niet op als onderdrukker maar ging direct zorgen voor de armen. Dat gaf moed. De tijden van oorlog en geweld lijken voorbij en de vluchtelingen keerden terug. Ze melden zich bij Gedalja en gingen aan het werk op de verlaten akkers. De oogst was boven verwachting. Vervolgens kwamen er ook nog soldaten te voorschijn. Guerrillaleiders die zich schuil hadden gehouden tot de vijand was verdwenen. Het laatst melde Ismaël zich die van Koninklijke bloede was.
Die militairen vormden ook een groep die Gedalja raad kon geven. Ze waarschuwden Gedalja dat een van de koningen van de omringende volken iemand er op uit had gestuurd Gedalja te doden. De aanstelling van Gedalja onder bescherming van Babel was voor een aantal buurvolken een tegenvaller. Elders in de Bijbel wordt hen verweten dat ze lachten toen Juda in ballingschap was weggevoerd. Een vruchtbaar buurland lag voor het grijpen. Daar grepen ze dus naast. Gedalja geloofde echter niet dat zijn leven gevaar liep. Zijn dood zou weer onrust en angst in het land tot gevolg hebben en daar werden de armsten het eerst slachtoffer van. Tot zover het verhaal van vandaag. Hoe het verder gaat horen we later. Voor nu betekent ook de oorlog waar wij mee te maken hebben dat we moeten zorgen dat de armsten in de wereld gevoed blijven worden. Nu al dreigen er forse hongersnoden. De bestrijding er van is ook aan ons.