2 Korintiërs 6:11-7:4
1 Wij zeggen u dit alles ronduit, Korintiërs, want wij hebben u in ons hart gesloten. 12 Niet wij schieten in onze genegenheid voor u tekort, maar u in uw genegenheid voor ons. 13 Nu dan, ik vraag u alsof u mijn eigen kinderen bent: sluit op uw beurt ons in uw hart. 14 Loop niet in een en hetzelfde span met ongelovigen. Want wat is de verwantschap tussen gerechtigheid en wetteloosheid? Wat heeft licht met duisternis te maken? 15 Waarin lijken Christus en Beliar op elkaar? Wat hebben een gelovige en een ongelovige gemeen? 16 Wat heeft de tempel van God met afgoden te maken? Wijzelf zijn de tempel van de levende God, zoals God heeft gezegd: ‘Ik zal bij hen wonen en in hun midden verkeren, Ik zal hun God zijn en zij mijn volk. 17 Daarom zegt de Heer: Ga weg bij de ongelovigen, zonder je van hen af en raak niets aan dat onrein is. Dan zal Ik jullie aannemen 18 en jullie Vader zijn, en jullie mijn zonen en dochters – zegt de almachtige Heer.’ 1 Omdat ons deze beloften zijn gegeven, geliefde broeders en zusters, moeten we onszelf reinigen van alle lichamelijke en geestelijke smetten en vol ontzag voor God ons hele leven heiligen. 2 Toon uw genegenheid voor ons. Wij hebben niemand onrecht aangedaan, niemand te gronde gericht, niemand uitgebuit. 3 Ik zeg dit niet om u te beschuldigen, want ik heb u al eerder gezegd dat u ons zo na aan het hart ligt dat we met u in leven en sterven verbonden zijn. 4 Hoe openhartig kan ik tegen u spreken, hoe trots kan ik op u zijn! In al mijn ellende ben ik vervuld van troost en word ik overweldigd door vreugde. (NBV21)
Wat is de functie van kritiek. Je kunt kritische opmerkingen gebruiken om ruzie te maken. Eigenlijk was je al boos en nu komen er zaken aan de orde waar je dankbaar gebruik van kunt maken om je kwaadheid te uiten en te gebruiken om je gelijk binnen te halen. Je kunt kritiek ook gebruiken om er zelf voordeel uit te halen. Wie van ons is de beste, de beste is dan degene op wie je de minste kritiek kunt uiten maar die zelf de meeste kritiek heeft op anderen. Paulus had in zijn eerste brief nog al stevige kritiek gehad op de gemeente in Korinthe. Ze konden met hun wijze van eten en drinken, van samen avondmaal vieren, wel een zwaar negatief oordeel van God op hun hals halen.
Maar Paulus schrijft in het gedeelte dat we vandaag lezen dat zijn kritiek niet bedoeld is om ruzie te maken of om te laten zien hoe goed hij zelf wel niet is. Zijn kritiek is er op gericht de ander de gelegenheid te geven het beter te gaan doen. Hij vergelijkt zijn verhouding met de verhouding tussen ouders en kinderen. Kinderen moet je af en toe bijsturen want ze weten nog niet alles en moeten eigenlijk alles nog leren. Daarom stelt Paulus zich ook open voor kritiek van zijn zusters en broeders in Korinthe, het gaat er niet om elkaar zwart te maken maar de glorie van God te versterken. Want uiteindelijk heeft God zijn volk, zijn gelovigen, om alle volken te leren dat de Weg van die God in Jezus de beste, de meest menselijke samenleving op zal leveren.
Paulus is er zich zeer van bewust nogal veel van zijn zusters en broeders te vragen. Alles in hun wereld draait om de goden die worden aanbeden. Daar offer je, daar haal je je voedsel vandaan, daar heb je eerbied voor. Die goden bepalen ook de onderlinge verhoudingen van mensen. Vrijen en slaven, mannen en vrouwen, jongen en ouden hebben zich anders te gedragen op grond van wat de goden hadden bepaald. En alles kon een god zijn, zelfs de Keizer werd zo aanbeden. Paulus maant zijn zusters en broeders er afstand van te nemen. Niet de bestaande orde, niet het winst of profijt moeten de houding van de mens bepalen maar de liefde tot de naaste. Moeilijk genoeg. Moet je het voeren van een oorlog steunen door wapens naar één partij te steunen? In elk geval is het voor de gelovige vanzelfsprekend elk slachtoffer van geweld te helpen, ook vandaag.