2 Korintiërs 7:5-16
5 Toen we in Macedonië kwamen, vonden we geen rust maar werden we van alle kanten belaagd: van buitenaf door vijanden, van binnenuit door zorgen. 6 Maar God, die moed geeft aan wie terneergeslagen is, gaf ons moed door de komst van Titus. 7 En niet alleen daardoor, ook door diens bericht over de manier waarop u hem bemoedigd hebt. Hij heeft ons verteld hoe graag u ons weer wilt zien, hoezeer u treurt om wat er voorgevallen is en met hoeveel overtuiging u zich aan mijn kant hebt geschaard. Hierdoor werd ik van blijdschap vervuld. 8 Ook al heb ik u met mijn brief verdriet gedaan, ik heb er toch geen spijt van. Aanvankelijk wel, maar nu ik weet dat mijn brief u slechts voor korte tijd verdriet deed, 9 ben ik blij dat ik hem geschreven heb. Niet omdat u verdriet hebt gehad, maar omdat u daardoor tot inkeer bent gekomen. U had verdriet op de manier die God wil, ik heb u dus in geen enkel opzicht geschaad. 10 Oprecht verdriet ten overstaan van God leidt namelijk tot inkeer en redding; daarvan krijgt men nooit spijt. Verdriet zoals de wereld kent leidt daarentegen tot de dood. 11 Zie nu zelf waartoe uw oprechte verdriet tegenover God uiteindelijk heeft geleid. Hoe groot is uw inzet niet geworden; meer nog, hoe fel hebt u zich niet verdedigd, hoe verontwaardigd was u niet, hoe bang was u niet voor mij, hoezeer verlangde u niet naar mij, met hoeveel overtuiging hebt u die broeder niet gestraft. In ieder opzicht hebt u bewezen dat u in deze zaak niets te verwijten valt. 12 Dus ook al heb ik u geschreven, ik heb het niet gedaan vanwege hem die onrecht heeft begaan, en ook niet vanwege hem die onrecht heeft geleden. Het was mijn bedoeling dat tegenover God zou blijken hoe groot uw inzet voor ons is. 13 Dit alles heeft ons moed gegeven. Bovendien zijn we uitermate verheugd dat Titus zo blij is, omdat u allen hem nieuwe kracht gegeven hebt. 14 Ik had tegenover hem hoog van u opgegeven, en u hebt me niet teleurgesteld. Integendeel, zoals wij de waarheid spraken in alles wat we tegen u hebben gezegd, zo is ook waar gebleken wat wij tegen Titus zeiden toen we zo hoog van u opgaven. 15 Hij is u des te meer genegen omdat u naar hem geluisterd hebt en hem met zoveel eerbied en ontzag ontvangen hebt. 16 Het verheugt me dat ik in alles op u kan vertrouwen. (NBV21)
Er zijn allerlei soorten verdriet in het leven. Paulus geeft er in het gedeelte dat we vandaag lezen een aantal voorbeelden van. Toen hij in Macedonië kwam werd hij van alle kanten belaagd, zelfs in de gevangenis geworpen met de kans op de doodstraf, die hij uiteindelijk ontliep. Bij dat soort verdriet hoort troost en bemoediging. Paulus krijgt hier de troost en de bemoediging van Titus die hem het goede nieuws uit Korintië komt brengen. Het conflict dat er eerder was en dat Paulus had genoodzaakt zijn tranenbrief te schrijven was opgelost. De gemeente had zijn kant gekozen en degene die eerst buiten de gemeente was geplaatst was weer door de gemeente aangenomen. Het is het soort verdriet dat ontstaat door omstandigheden, die het leven nu eenmaal met zich meebrengt. Voor dat soort verdriet moeten we oog en oor hebben, vooral bij anderen. Voor dat verdriet dienen we te troosten, er te zijn, begrip te hebben dat mensen verdriet hebben.
Zo snel wordt gezegd dat je de kop niet moet laten hangen, kop op, dat het leven doorgaat en dat wat geweest is geweest is. Maar dat troost niet. Vooral als een geliefde is verloren. Wees blij dat mensen daar verdriet om kunnen hebben. Het verlies van een mens mag nooit iemand onverschillig laten en verdriet is het eerste dat je mag voelen en waarvoor ruimte moet kunnen zijn. Soms gaat dat verdriet gepaard met woede en ook daar mag begrip voor zijn al moet je oppassen dat die woede zich niet richt op de achterblijvende zelf. Gemengd met schuldgevoelens kan het een gevaarlijke situatie opleveren. Maar laat verdriet zich uiten, geef er de ruimte voor, toon begrip en wees verdrietig met hen die verdriet hebben. Een heel ander soort verdriet komt voort uit inzicht. Dat verdriet komt van God, dat leidt tot verandering in je eigen gedrag. Plotseling zie je in dat je verkeerd gedaan hebt, of op de verkeerde weg bent, dat je het verkeerd gezien hebt.
Dan kun je je natuurlijk verdedigen, uitleggen hoe dat zo gekomen was. Maar veel belangrijker is dat je verandert, dat je een nieuwe weg inslaat, dat je herstelt wat door je fouten verkeerd is gegaan. Dan begeef je je op de Weg van de God van Israël. Dat is wat de gemeente in Korinthe gedaan heeft en dat Paulus zo blij had gemaakt. Hij was eerst bang geweest dat de brief die hij geschreven had, de brief die verloren is gegaan, te hard zou zijn aangekomen. Maar nu is hij blij dat die brief tot inkeer heeft geleid. Zo mogen wij elkaar ook de waarheid voorhouden, niet om elkaar te beschadigen, soms moet je er dat maar gewoon bij zeggen, maar om elkaar te helpen op de Weg van Jezus van Nazareth te blijven. Elke dag mogen we daar weer mee bezig zijn, ook vandaag weer.