Amos 1:1-10
1 Dit zijn de woorden van Amos, een schapenfokker uit Tekoa; het visioen dat hij zag over Israël, toen Uzzia in Juda regeerde en Jerobeam, de zoon van Joas, koning was in Israël, twee jaar voor de aardbeving. 2 Dit is wat hij zei: De HEER brult vanaf de Sion, Hij gromt vanuit Jeruzalem, de weiden van de herders verdrogen, de top van de Karmel verdort. 3 Dit zegt de HEER: Misdaad op misdaad heeft Damascus begaan: ze hebben een spoor van verwoesting getrokken door Gilead. Daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen. 4 Ik zal het paleis van Hazaël in vlammen doen opgaan; vuur zal de burchten van Benhadad verteren. 5 Ik zal de poorten van Damascus openbeuken, de koning van Bikat-Awen zal Ik ombrengen, en ook de heerser van Bet-Eden breng Ik om. Het volk van Aram gaat in ballingschap naar Kir – zegt de HEER. 6 Dit zegt de HEER: Misdaad op misdaad heeft Gaza begaan: ze hebben een heel volk in ballingschap gedreven en uitgeleverd aan Edom. Daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen. 7 Ik zal de muren van Gaza in vlammen doen opgaan; vuur zal zijn burchten verteren. 8 De koning van Asdod zal Ik ombrengen, en ook de heerser van Askelon breng Ik om. Ik zal mij tegen Ekron keren, tot de laatste man zullen de Filistijnen te gronde gaan – zegt God, de HEER. 9 Dit zegt de HEER: Misdaad op misdaad heeft Tyrus begaan: ze hebben een heel volk als ballingen uitgeleverd aan Edom en zich niet gehouden aan het verdrag met hun broeders. Daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen. 10 Ik zal de muren van Tyrus in vlammen doen opgaan; vuur zal zijn burchten verteren. (NBV21)
Het leesrooster van het Bijbelgenootschap dat we hier volgen is al een jaar oud. De lezing van vandaag is dus niet gekozen met het oog op de oorlog in Oekraïne. Daa wordt wel uw gebed voor gevraagd. Vandaag beginnen we te lezen in het boek van de profeet Amos. Tenminste in de Christelijke Bijbel, ook in de Nieuwe Bijbelvertaling, is dit boek als zelfstandig boek opgenomen. Het staat dan in de rij van zogenaamde kleine profeten. In de Hebreeuwse Bijbel staat Amos als een soort hoofdstuk in een apart boek, het Twaalfprofetenboek. Bijbelgeleerden komen er steeds meer achter dat het Twaalfprofetenboek ook een eigen eenheid vormt en een eigen verhaal vertelt dat zich rond de ballingschap afspeelt en daarmee een eigen boodschap heeft. Die Amos komt uit Tekoa, waarschijnlijk het Tekoa dat in Juda heeft gelegen en hij was schapenfokker staat hier vertaald. Het woord dat er in het Hebreeuws staat duidt op een welgesteld man, een Hereboer zouden ze in Groningen zeggen. Maar een profeet die achter de schapen geroepen is doet ook denken aan Mozes die als schaapherder op een dag een brandende braambos ontwaarde en daarvandaan door God naar Egypte werd gestuurd om zijn volk uit de slavernij te leiden.
Amos wordt dus gepresenteerd als een belangrijk profeet. Hij presenteert namens de God van Israël de misdaden die de volken plegen en hebben gepleegd en waarvoor die volken moeten worden gestraft. één voor één worden de volken benoemd. Allereerst de buurvolken van Juda en Israël en van die buurvolken eerst de volken die geen verwantschap hadden met Israël. Eerst de Syriërs die Israël hadden belaagd. In de Bijbel staan veel verhalen over oorlogen met de Arameeërs, rovers van de oogst in Israël, rovers van de laatste bestaansmogelijkheden voor de armen in Israël. Zij waren immers afhankelijk van de oogst die aan de randen van de velden bleef staan en van de aren die gemorst waren en die de boeren hadden laten liggen om opgeraapt te worden door de armen. Als vreemde soldaten die oogst kwamen stelen bleef er met name voor de armen te weinig over om te overleven en de God van Israël was en is een God die zich over de armen ontfermt. Ook de Filistijnen die langs de kust van de Middellandse Zee woonden zullen in ballingschap gevoerd worden. Zij hadden telkens weer de oogst geroofd Wie goed meeleest ziet dat de profeet hier een lied heeft aangeheven.
Misdaad op misdaad is begaan en daarom zal de God van Israël zijn vonnis niet herzien. Het is dus steeds een misdaad die bij herhaling is begaan en waartegen vanuit Israël steeds is geprotesteerd. Niemand kan zeggen niet geweten te hebben hoe ernstig de misdaden waren. Dat geld ook voor het volk van Tyrus. Zij hadden er zelfs voor gezorgd dat een deel van het volk van Israël gevangen genomen kon worden door de Edomieten, ze werden slaven in Edom. Het gaat de God van Israël nu juist om bevrijding van de slaven. De drie volken waar we vandaag over gelezen hebben waren niet verwant met Israël, maar wel onmenselijk opgetreden. En wie onmenselijk optreedt moet gestraft worden. Dat geldt ook in onze dagen waar tirannen en dictators moeten worden aangepakt, vandaag krijgen deze woorden een wel zeer actuele betekenis. Niet de rijken maar de mensen met een gewoon inkomen en de armen worden hier het eerst slachtoffer van. De aanpak is nodig met waarschuwingen, en anders met geweld, om de armen te kunnen beschermen, ook vandaag nog.