Jesaja 49:14-26
14 Sion zegt: ‘De HEER heeft mij verlaten, mijn Heer is mij vergeten.’ 15 Maar zou een vrouw haar zuigeling vergeten, zich niet ontfermen over het kind dat zij droeg? Zelfs al zou zij het vergeten, Ik vergeet jou nooit. 16 Ik heb je in mijn handpalmen gegrift, je muren staan Mij steeds voor ogen. 17 Je kinderen haasten zich terug naar huis, de vijand die je verwoestte en vernielde, trekt weg. 18 Sla je ogen op, kijk om je heen: ze stromen in drommen naar je toe. Zo waar Ik leef – spreekt de HEER –, je zult je met hen tooien, hen dragen zoals een bruid haar sieraden. 19 Je puinhopen, je verwoeste en vernielde land – weldra zal het te klein zijn voor al je bewoners, en je aartsvijand zal in de verte verdwijnen. 20 Je dacht dat je je kinderen verloren had, maar eens zul je hen horen zeggen: ‘Het is ons hier te benauwd. Geef ons meer ruimte om te wonen.’ 21 Je zegt bij jezelf: Wie zou mij die kinderen schenken? Ik heb toch geen kinderen? Ik ben onvruchtbaar, verbannen en verstoten. En wie zou hen grootbrengen? Ik ben alleen over – waar komen zij dan vandaan? 22 Maar dit zegt God, de HEER: Ik zal mijn hand opheffen naar vreemde volken, Ik steek mijn vaandel voor hen op. Ze nemen je zonen op hun arm en dragen je dochters op hun schouders. 23 Koningen zullen je verzorgen, vorstinnen zullen je zogen. Ze zullen voor je knielen, zich diep vooroverbuigen, en het stof van je voeten likken. Dan zul je erkennen dat Ik de HEER ben, die niet beschaamt wie op Hem hopen. 24 ‘Alsof een strijder zich zijn buit laat afnemen! Kunnen gevangenen soms ontkomen aan een tiran?’ 25 Toch zegt de HEER: Gevangenen worden de strijder ontnomen, de tiran zal zijn buit verliezen. Wie een geding voert tegen jou zal Ik in een geding bestrijden, en Ikzelf zal je kinderen redden. 26 Ik laat je onderdrukkers hun eigen vlees eten, hun eigen bloed is de wijn die hen dronken maakt. Dan zal iedereen erkennen dat Ik, de HEER, je redder ben,
je bevrijder, de Machtige van Jakob.(NBV21)
Het is in het gedeelte dat we vandaag lezen of de profeet zich alvast naar Jeruzalem heeft begeven. Daar op de berg Sion zou de Tempel herbouwd moeten worden. Maar Jeruzalem is maar een armzalige puinhoop. De muren zijn verwoest, de Tempel is gesloopt en er woont nog maar een handjevol mensen die eigenlijk ook geen andere plaats hadden om heen te gaan. De eens zo trotse koningsstad stelt helemaal niks meer voor. Een vlek in de uithoek van het Perzische Rijk is het geworden. En vanuit de rijke hoofdstad Babel, met haar geweldige bouwwerken en haar prachtig versierde Tempels, moeten de ballingen naar dat armzalige hoopje puin dat eens Jeruzalem was. De profeet stelt hier God voor als een moeder die nooit haar kind zal vergeten. Hoe oud het kind ook wordt het blijft voor de moeder altijd het kind waarvoor gezorgd moet worden. Juist door de komst van de ballingen zal de stad weer gaan bloeien.
Mensen die weer leven brengen, die de muren kunnen herbouwen en kunnen zorgen voor een nieuwe Tempel waar de dienst aan de God van Israël weer kan worden uitgedragen. En als de ballingen eenmaal gekomen zijn, als de muren zijn hersteld, de Tempel weer functioneert, de huizen zijn herbouwd, dan is er weer de stralende stad die nieuwe mensen aan zal trekken, dan zal de stad te klein zijn om al die mensen die er op af komen te herbergen. En zou het volk van Israël te klein geworden zijn om dat waar te maken? Alle volken zullen zich ooit naar Jeruzalem keren om de God van Israël te eren, al die volken zullen voor die stad zorgen. In later dagen hebben Christenen zich deze woorden toegeëigend en gedaan of Jeruzalem aan hen was beloofd. Niets is minder waar. Jeruzalem is van Israël, het huidige Jeruzalem van Israël en de Palestijnen. Het is aan Christenen om te zorgen dat de volken waar ze toe behoren gaan leven volgens de richtlijnen die in Jeruzalem werden bewaard en die vanuit Jeruzalem over de hele wereld zijn uitgeroepen.
De richtlijn die zegt dat je je naast lief moet hebben als jezelf. Pas als die richtlijn overal wordt gevolgd, als nergens op de wereld meer oorlog is of honger, onderdrukking en geweld. Pas als alle mensen recht gedaan wordt, dan zal dat Jeruzalem tot haar volle glorie komen. Iedereen zal immers weten dat Jeruzalem eens de stad was waar de droom van vrede en gerechtigheid voor de hele wereld levend werd gehouden en nieuw leven werd ingeblazen door de ballingen die terugkeerden uit Babel. Het is een visioen van de Profeet dat mensen in beweging heeft gezet om terug te keren en die opbouw ter hand te nemen. Aan ons om in beweging te komen en mensen in beweging te zetten om dat visioen van vrede en gerechtigheid voor de hele wereld waar te maken. Jezus gaf zijn leerlingen de opdracht iedereen tot aan de einden der aarde er bij te betrekken. Dat is nu onze opdracht. Ook vandaag, ook in ons land, in onze wereld.