Johannes 7:37-52
37 Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel, en hij riep: ‘Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! 38 “Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft, ”zo zegt de Schrift.’ 39 Hiermee doelde hij op de Geest die zij die in hem geloofden zouden ontvangen; de Geest was er namelijk nog niet, want Jezus was nog niet tot Gods majesteit verheven. 40 Toen de mensen in de menigte dit hoorden zeiden ze: ‘Dit moet wel de profeet zijn.’ 41 Anderen beweerden: ‘Het is de messias, ‘maar er werd ook gezegd: ‘De messias komt toch niet uit Galilea? 42 De Schrift zegt toch dat de messias uit het nageslacht van David komt en uit Betlehem, waar David woonde?’ 43 Zo ontstond er verdeeldheid in de menigte, 44 en sommigen wilden hem grijpen, maar niemand deed hem iets. 45 De dienaren van de hogepriesters en de Farizeeën gingen terug. Toen hun werd gevraagd: ‘Waarom hebben jullie hem niet meegebracht?’ 46 antwoordden ze: ‘Nog nooit heeft een mens zo gesproken!’ 47 Maar de Farizeeën zeiden: ‘Hebben jullie je ook al laten misleiden? 48 Er is toch geen enkele leider of Farizeeër tot geloof in hem gekomen? 49 Alleen de massa die de wet niet kent-vervloekt zijn ze!’ 50 Maar Nikodemus, die destijds bij Jezus was geweest, iemand uit hun eigen kring, zei: 51 ‘Onze wet veroordeelt iemand toch pas als hij gehoord is en als bekend is wat hij heeft gedaan?’ 52 Ze zeiden tegen hem: ‘Kom jij soms ook uit Galilea? Zoek het maar na, dan zul je zien dat er uit Galilea geen profeet kan komen.’ (NBV)
Jezus viert het feest van de Loofhutten. Een feest dat Christenen niet hebben overgenomen. De geschiedenis waarmee het Loofhuttenfeest is verbonden is uitdrukkelijk geen geschiedenis van Christenen. Het is van oorsprong een oogstfeest, de oogst van noten en vruchten valt in het najaar. Maar Israël viert dat feest in tenten die herinneren aan de woestijn. Tenten van takken en bladeren. Dit feest is ook een van de feesten die in Deuteronomium wordt aangewezen als feest waarop het volk naar de Tent van Samenkomst moest gaan, later de Tempel om daar maaltijd te houden met de armen, de levieten, de familie en de vreemdelingen. Het eten in de woestijn, het water trouwens ook, kregen ze elke dag opnieuw van hun God. Dat water speelt dus een rol, water om de dorst uit de woestijn te laven. Daarom lezen wij uit het Evangelie van Johannes verhaal over de Geest. Die Geest van God, de geest waarin we proberen onze naaste lief te hebben als onszelf, kwam met en door Jezus van Nazareth. Hij leefde het leven in die geest ons voor. En nadat hij teruggekeerd was naar zijn Vader konden gelovigen de dorst naar gerechtigheid laven door voortdurend liefde te verspreiden.
Zo bevrijdde Jezus mensen van de zonde, wie het goede doet en niets dan het goede, doet immers geen zonde, zo bevrijdde hij mensen van de angst voor de dood, de dood dood de liefde immers niet, de liefde die altijd doorgaat. Maar de bevrijder, de Messias, zou een zoon zijn van koning David. Mattheus en Lucas hadden in hun Evangelieverhalen veel moeite gedaan duidelijk te maken dat Jezus van David afstamde, maar Johannes laat dat in het midden. Of Jezus de bevrijder is moet niet afhangen van een stamboom maar van de vruchten van zijn optreden. Dat hebben de mensen goed begrepen. Ook de leiders van het volk hebben het eigenlijk begrepen want ze vinden dat optreden van Jezus van Nazareth maar niks. Wie gaat er nu uit liefde voor de mensen voortdurend tegen de regels in. Wie maalt niet om afkomst of gedrag maar let alleen op de bereidheid een nieuw leven te beginnen, een leven van delen wat je hebt, van zorg voor elkaar en vooral voor de armsten, de verworpenen, de uitgestotenen.
Voor die mensen gaan inderdaad rivieren van goedheid stromen, maar zullen ze er niet in verdrinken? Het is de angst die we horen bij het pardon voor de kleine groep asielzoekers die hier al meer dan vijf jaar wachten op een oplossing. Zullen we niet verdrinken in vreemdelingen? Die angst maakte dat Afghanen die er op kunnen rekenen vervolgd te worden als handlangers van Nederland hier verdronken in bureaucratie en angstig in kelders op verlossing wachten. Als je de vraag zo stelt dan weet je dat het niet zal gebeuren. Maar als je vraagt om een stadionverbod voor alle Marokkanen in ons land, omdat een handvol Marokkaanse jongeren de Nederlandse voetbalsupporters goed had nagedaan en een wedstrijd had verstoord, dan pleeg je eigenlijk een misdrijf. Dan is het hard nodig dat de Geest van God op je neerdaalt. Je merkt dan ook dat mensen zich kunnen afsluiten voor die Geest van God. Jezelf groter maken door de ander te kleineren lijkt soms vruchtbaarder dan de ander net zo lief te hebben als jezelf. Uiteindelijk loopt dat goddeloze gedrag uit op geweld. Daarom is het symbool van de Geest, een duif, ook het symbool van vrede. Want samen delen is samen vrede beleven, dat kunnen we dus elke dag.