Johannes 7:1-13
1 Daarna trok Jezus door Galilea; in Judea wilde hij niet komen, omdat de Joden daar hem wilden doden. 2 Nu naderde het Joodse Loofhuttenfeest, 3 en daarom spoorden Jezus’ broers hem aan: ‘Blijf toch niet hier, ga naar Judea; dan zien ook je leerlingen het werk dat je doet. 4 Niemand doet toch iets in het geheim als hij bekend wil worden. Als je dit soort dingen doet, laat je dan zien aan de wereld.’ 5 Ook zijn broers geloofden namelijk niet in hem. 6 Maar Jezus zei: ‘Mijn tijd is nog niet gekomen, voor jullie is elke tijd goed. 7 De wereld kan jullie niet haten, maar mij haat ze wel, omdat ik verklaar dat wat ze doet slecht is. 8 Gaan jullie maar naar het feest; ik ga niet, omdat de tijd voor mij nog niet rijp is.’ 9 Dat zei hij, en hij bleef in Galilea. 10 Maar toen zijn broers naar het feest vertrokken waren, ging hij zelf ook, niet openlijk, maar in het geheim. 11 Intussen keken de Joden op het feest al naar hem uit en ze vroegen zich af waar hij was. 12 Overal werd over hem gesproken: sommigen vonden dat hij een goed mens was, anderen meenden dat hij het volk misleidde. 13 Maar niemand durfde openlijk over hem te spreken uit angst voor de Joden. (NBV)
Vandaag een feestverhaal, tenminste een verhaal over een feest. Het gaat over het Loofhuttenfeest. Dat was een soort oogstfeest in de Herfst. Iedereen moest dan van takken een hut maken en daar zeven dagen wonen. Dat herinnerde aan de reis in de woestijn en aan het Grote Gebod dat daar was ontvangen. Het Loofhuttenfeest was één van de feesten waarbij het volk bij de Tempel een maaltijd moesten houden met de familie, de armen, de vreemdelingen en de dienaren van de Tempel. Daarom willen de broers van Jezus van Nazareth ook graag dat hij naar Jeruzalem gaat, rond blijven trekken in Galilea levert niet genoeg op, het hoogtepunt moet komen in Jeruzalem. Martelaar worden is natuurlijk mooi, je weet dan zeker dat je beroemd wordt en dat iedereen over je zal willen praten. Maar Martelaar worden is ook een beetje zinloos, tegenwoordig zelfs een beetje zielig. Want er zijn martelaren en martelaren.
Er zijn martelaren die het martelaarschap niet hebben gezocht. Die dat tot het laatst uit de weg gingen tot het niet meer mogelijk was. Maar die ondanks de vervolging hun geloof, hun ideaal of hun overtuiging vast bleven houden, ondanks de vervolging die hun ten deel viel. Uiteindelijk zou ook Jezus van Nazareth een dergelijke martelaar worden. Niet op een feest dat het einde van de Uittocht herdacht, de reis door de woestijn en het land overvloeiende van melk en honing dat daarna kwam, maar op een feest dat het begin van de bevrijding herdacht. Het Pesachfeest herinnerde immers aan de bevrijding uit Egypte, aan de laatste maaltijd daar, aan het lam dat daar was geslacht en de bevrijding van de slavernij die er op volgde. De schrijver van het verhaal over Jezus van Nazareth blijft dan wel met een probleem zitten. Dat er broers zijn is geen probleem. één van die broers, Jacobus, zou later nog de leider worden van de gemeente in Jeruzalem.
Johannes moet Jacobus hebben gekend of van hem hebben gehoord. Maar de afwijzing van de vraag van die broers kan niet betekenen dat Jezus van Nazareth de regels van Mozes overtreedt. Daarom wordt verteld dat Jezus van Nazareth in het geheim naar Jeruzalem is gegaan. Wordt ook gelijk duidelijk dat de Bijbel het afwijst als mensen zelf het martelaarschap zoeken. Met een bomgordel om de Wet van God proberen te laten handhaven, of overtreders van die Wet zelf gaan doodschieten tot je gedood wordt door anderen, politie of zo, wordt afgewezen. Gelovigen in de God van Israël zoeken het leven. Soms moet je dat een beetje verborgen doen, zodat je tegenstanders geen vat op je kunnen krijgen. Soms moet je er voor blijven staan, als de minsten in het volk in de knel komen. Het gaat per slot niet om je eigen eer, daarom ging het zelfs niet bij Jezus van Nazareth, ook dat wordt vandaag weer eens duidelijk.