Ezechiël 48:8-19
8 Grenzend aan Juda, van oost naar west ligt het domein dat jullie moeten afstaan, 25.000 el breed en even lang als de andere delen, van oost naar west. In het midden komt het heiligdom. 9 Het domein dat jullie aan de HEER moeten afstaan is 25.000 el lang en 10.000 el breed. 10 Dit heilige domein is bestemd voor de priesters. Aan de noordkant is het 25.000 el lang, aan de westkant 10.000 el breed, in het oosten is het 10.000 el breed en aan de zuidkant is het weer 25.000 el lang. In het midden staat het heiligdom van de HEER. 11 Het heilige gebied is voor de priesters, die nakomelingen van Sadok zijn, die mij trouw bleven dienen en zich niet, zoals de Levieten deden, van mij afkeerden toen de Israëlieten zich van mij afkeerden. 12 Zij krijgen binnen het domein een allerheiligst eigen domein, naast het gebied van de Levieten. 13 De Levieten krijgen een gebied dat grenst aan dat van de priesters en even groot is: 25.000 bij 10.000 el. De hele lengte bedraagt 25.000 el en de breedte 10.000 el. 14 Ze mogen er niets van verkopen of verruilen. Men mag het beste deel van het land niet in andere handen laten overgaan, want het is aan de HEER gewijd. 15 De rest van het gebied van 5000 bij 25.000 el is niet heilig; het is bestemd voor de stad, als woongebied en weidegrond. De stad zelf komt in het midden te liggen. 16 Dit zijn de afmetingen ervan: aan de noordkant 4500 el, aan de zuidkant 4500 el, aan de oostkant 4500 el, en aan de westkant ook 4500 el. 17 De strook weidegrond rondom de stad is in het noorden 250 el breed, in het zuiden 250 el, in het oosten 250 el en in het westen 250 el. 18 Langs het heilige domein blijft aan de oostkant 10.000 el en aan de westkant 10.000 el over. Die stroken lopen langs het heilige domein, en de opbrengst ervan is bestemd voor hen die in de stad werken. 19 Zij zijn het ook die deze grond moeten bewerken. Ze komen uit alle stammen van Israël. (NBV)
Het publiek waartegen Ezechiël spreekt zijn alle ballingen, maar sommige ballingen meer dan andere. De oudsten van het volk komen regelmatig bij hem op bezoek en vragen om raad. En bij die oudsten horen ongetwijfeld ook de Priesters en Levieten. Bij de uitgebreide beschrijving van de plattegrond van de nieuwe Tempel werden al de ruimten op het Tempelcomplex genoemd die bestemd waren voor de dienst door de Priesters en de Levieten. Maar wat nu ht land is verdeeld. Ondanks dat er Priestersteden geweest waren kregen bij de toewijzing zoals Ezechiël die opgesomd had de Priesters en de Levieten geen eigen grond waarmee ze in hum onderhoud zouden kunnen voorzien. Maar alleen offervlees eten maakt de mensen er niet gezonder op. Daarom komt er een stuk heilig domein, bij voorrang bestemd voor de Priesters.
Met die grond kan niet gehandeld worden. Die grond is allerheiligste grond en hoort toe aan de God van Israël zelf. De dienaren van die God, zij die dienst doen in het Heilige en het Allerheiligste in de Tempel kunnen daarvan leven. Wie ploegt er en zaait er dan? Wie weidt de runderen en de schapen die nodig zijn voor het dagelijks voedsel maar ook voor de melk en de wei. De mensen uit de stad staat hier. Soms is de Bijbel heel praktisch. Arbeidsmigranten zijn in dit Israël niet nodig. Het volk komt immers zelf naar de Tempel toe. Ze komen daar om de voorgeschreven offers te brengen. Om ook een maaltijd te houden met de familie, het personeel, de slaven en slavinnen en de vreemdelingen die in hun midden zijn. Dat vee moeten ze eigenlijk zelf meenemen, maar als ze nu heel ver weg wonen dan mogen ze ook hun eigen vee in hun woonplaats verkopen en van de opbrengst in Jeruzalem de voorgeschreven offerdieren kopen. Dat brengt al een levendige handel in Jeruzalem.
Maar wie zou stadsbewoners verhinderen om zich te verhuren om het gebied van de Priesters te onderhouden. Om daar tegen een vergoeding van Pelgrims, te zaaien en te maaien. Maar ook te zorgen voor het eigen vee van de Priesters. Dat brengt melk op en wei. Schapen worden geschoren en leveren zeer nuttige wol. Runderen hebben eem huis waar je leer van kunt maken. Zo kun je ook bomen aanplanten. Niet alleen vruchtbomen maar ook snelgroeiende bomen waarvan het hout gebruikt kan worden om te verwarmen, om meubels en gebruiksvoorwerpen van te maken. Voor de zorg voor de Priesters zijn in de stad dus ook ambachtslieden nodig die voor onderhoud, voor de verwerking van de producten en daarmee voor een aangenaam leven van de Priesters werken. De stad krijgt daarmee een heilige economie die in haar geheel draait om de aanbidding van de God van Israël en het onderhouden van het verbond met die God. Onze kerken lijken soms wel op die stad. Er moet worden schoongemaakt, gestookt en apparatuur onderhouden en bediend. Wij trekken daarvoor vrijwilligers aan. Hoe meer vrijwilligers hoe hechter de gemeenschap. Wat doe jij eigenlijk binnen je eigen geloofsgemeenschap?