Psalm 136
1 Loof de HEER, want hij is goed- eeuwig duurt zijn trouw- 2 loof de allerhoogste God- eeuwig duurt zijn trouw-3 loof de oppermachtige Heer- eeuwig duurt zijn trouw- 4 die wonderen doet, hij alleen- eeuwig duurt zijn trouw-5 die de hemel maakte, met wijsheid- eeuwig duurt zijn trouw- 6 die de aarde uitspreidde, op het water- eeuwig duurt zijn trouw-7 die de grote lichten maakte- eeuwig duurt zijn trouw-8 de zon, om te heersen over de dag- eeuwig duurt zijn trouw-9 maan en sterren, om te heersen over de nacht- eeuwig duurt zijn trouw-10 die Egypte trof, in hun eerstgeborenen-
eeuwig duurt zijn trouw-11 en Israël wegleidde, uit hun midden- eeuwig duurt zijn trouw-12 met krachtige hand en geheven arm- eeuwig duurt zijn trouw-13 die de Rietzee spleet, in tweeën- eeuwig duurt zijn trouw-14 en Israël overbracht, daar midden doorheen-eeuwig duurt zijn trouw-15 en de farao met zijn leger achterliet, in de Rietzee-eeuwig duurt zijn trouw-16 die zijn volk leidde, in de woestijn- eeuwig duurt zijn trouw-17 die geduchte koningen versloeg- eeuwig duurt zijn trouw-18 en machtige koningen doodde- eeuwig duurt zijn trouw-19 Sichon, koning der Amorieten- eeuwig duurt zijn trouw-20 en Og, de koning van Basan- eeuwig duurt zijn trouw-21 en hun land weggaf, als bezit- eeuwig duurt zijn trouw-22 als bezit aan Israël, zijn dienaar- eeuwig duurt zijn trouw-23 die in onze rampspoed aan ons heeft gedacht- eeuwig duurt zijn trouw-24 en ons ontrukte aan onze belagers- eeuwig duurt zijn trouw-25 hij geeft brood aan alles wat leeft- eeuwig duurt zijn trouw-26 loof de God van de hemel- eeuwig duurt zijn trouw! (NBV)
Het verhaal van Matteüs over de kindermoord in Bethlehem heeft altijd grote indruk gemaakt. Toch lezen we ook een lofpsalm op de trouw van de God van Israël aan zijn volk. Hoe kun je een God loven die de moord op alle jongetjes beneden de twee jaar oud in een klein dorp bij Jeruzalem toestaat? Het is een vraag die bij alle leed op de wereld opklinkt. Hoe kan de God van Israël, schepper van hemel en aarde, toestaan dat aan onschuldige mensen, en vooral kinderen zijn onschuldig, zoveel leed wordt aangedaan. Juist in deze dagen bereiken ons de berichten uit Syrië en Libanon over al die duizenden kinderen die hun ouders zijn kwijtgeraakt of hebben verloren in de oorlog en die zelf moeten zien te overleven, dus gevaar lopen aan de oorlog en de armoede ten onder te gaan. Pas op het einde van de Psalm blijkt het misverstand dat bij ons leeft over die God van Israël.
Eerst benoemt de psalmdichter een aantal wonderbaarlijke zaken die de God van Israël heeft gedaan. De zon en de maan aan de hemel gegeven, niet als goden om te aanbidden maar als hulp voor de mensen om een grens tussen werken en rusten aan te geven. Zo zijn ook de dagen gemaakt zodat op de zevende dag gerust mag worden. De bevrijding van de slavernij uit Egypte wordt nog eens uitgebreid bezongen en de overwinning op al die koningen en volken die niet wilden delen met een volk dat in de woestijn dreigde om te komen van honger en dorst. Daar loopt die bevrijding dan ook uiteindelijk op uit, een land dat overvloeit van melk en honing, als je je aan de geboden van die God houdt. Geboden die zich laten samenvatten in het heb uw naaste lief als uzelf. Geleerden nemen aan dat deze Psalm populair werd, of zelfs ontond na de ballingschap bij het vieren van de Loofhuttenfeest. Dan ging het volk voor korte tijd wonen in zelfgebouwde primitieve hutten gemaakt van de takken van de bomen.
Het was een oogstfeest dat de oogst in verbinding bracht met de tocht door de woestijn en de Tora die daar was ontvangen. In die Tora was een heel systeem begrepen van delen met de armsten, met zorg voor slechte tijden. Elk dorp moest een voorraadschuur hebben voor als de volgende oogst zou mislukken. Met de armen moest worden gedeeld en 1 keer in de 50 jaar kregen ook de armsten de kans opnieuw te beginnen doordat ze de akker van hun erfdeel weer terugkregen. De Psalm looft de God van Israël op het eind dan ook omdat er altijd voor iedereen te eten is, deel van leven is. Het misverstand is dat wij denken niks te hoeven doen en alles aan die God kunnen overlaten. Ons land is een belangrijk centrum in internationale wapenhandel, een handel die oorlogen en geweld tegen armen mogelijk maakt, wij stoppen die handel op geen enkele manier. Dat geld ook voor verdeling van welvaart en voedsel, oneerlijke handelsregels maken concurrentie voor arme boeren bijna onmogelijk. Wij roepen wel over die God als er geweld gepleegd is, als rampen de armen het hardst blijken te treffen. We zouden meer moeten roepen naar onszelf en leren vandaag dat die God te loven is voor alle mogelijkheden die we hebben om aan dat geweld een einde te maken en mensen te bevrijden van armoede en ellende. We mogen er elke dag opnieuw tegen opstaan, ook vandaag weer.