Ezechiël 36:16-28
16 De HEER richtte zich tot mij: 17 ‘Mensenkind, toen de Israëlieten nog in hun land woonden, hebben ze dat door hun daden onrein gemaakt; ik zag hoe hun daden even onrein waren als een vrouw die ongesteld is. 18 Dus stortte ik mijn toorn over hen uit, vanwege al het bloed dat ze op het land hadden uitgestort, en vanwege de afgoden waarmee ze het hadden verontreinigd. 19 Ik verdreef hen naar vreemde volken en ze raakten verstrooid in verre landen; ik strafte hen zoals ze verdienden. 20 Bij de volken waar ze kwamen werd mijn heilige naam ontwijd doordat men van hen zei: “Dit is nu het volk van de HEER, uit zijn land is het verbannen.” 21 Het deed mij verdriet dat mijn heilige naam zo door het volk van Israël ontwijd werd, bij alle volken waar het kwam. 22 Zeg daarom tegen het volk van Israël: “Dit zegt God, de HEER: Ik zal ingrijpen, volk van Israël-niet omwille van jou, maar omwille van mijn heilige naam, die je hebt ontwijd bij de volken waar je gekomen bent! 23 Ik zal mijn grote naam, die door jullie bij die volken is ontwijd, weer aanzien verschaffen. Die volken zullen beseffen dat ik de HEER ben-spreekt God, de HEER. Ik zal ze laten zien dat ik heilig ben; 24 ik leid jullie weg bij die volken, ik breng jullie bijeen uit die landen en laat je naar je eigen land terugkeren. 25 Ik zal zuiver water over jullie uitgieten om jullie te reinigen van alles wat onrein is, van al jullie afgoden. 26 Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. 27 Ik zal jullie mijn geest geven en zorgen dat jullie volgens mijn wetten leven en mijn regels in acht nemen. 28 Jullie zullen in het land wonen dat ik aan je voorouders gegeven heb, jullie zullen mijn volk zijn en ik zal jullie God zijn. (NBV)
Daar staat Ezechiël nu voor de ballingen in Babel. Hij roept ze op tot bekering, ze zullen weer de richtlijnen van de God van Israël moeten volgen en die God zal er voor zorgen dat ze terugkeren naar Jeruzalem en dat de omringende volken hen niet meer tegen kunnen houden. Mooie beloften, maar waar was die God toen ze in ballingschap werden gestuurd? Wij stellen die vraag ook zo vaak. Waar was de God van kleine mensen toen kinderen in Syrië werden beschoten, gevangen genomen en gemarteld? Waar was de God van kleine mensen toen het land van de Palestijnen werd gestolen en de protesten ertegen in bloed werden gesmoord? Het antwoord van Ezechiël is dat het niet de God van de kleine mensen was die er niet was maar dat de mensen zelf zich hadden afgewend van de richtlijn “Gij zult niet doden” en elkaar daar niet aan gehouden hebben.
Willen we het gedeelte van vandaag goed begrijpen dat moeten we eerst iets over de Naam van God en de verkiezing van Israël moeten weten. Mozes kreeg in de Woestijn de Naam van God eigenlijk niet te horen, die Naam bleek een program: “Ik zal er zijn zoals ik er zijn zal” Dat is zo ontzagwekkend dat je die naam eigenlijk nauwelijks kunt uitspreken. Wie is de mens dat hij kan uitmaken dat de God van Israël aan zijn zijde staat? Daarvoor maken we te veel fouten die we toch niet in de schoenen van die God kunnen schuiven. Maar die God van Israël wilde het toch met de mensen wagen. Daarom werd er een verbond gesloten, als jullie de Weg gaan die in dit verbond besloten is dan ga Ik met jullie mee. Daar moet je dus op willen vertrouwen, daar moet je dus aan willen werken. Doordat Jezus van Nazareth liet zien dat iedereen elke dag opnieuw met dat verbond, met de liefde voor de naaste als voor jezelf, kan beginnen mogen ook wij Heidenen nu bij dat verbond horen. Want het verbond met Israël was een voorbeeld voor alle volken.
Maar de God van Israël staat niet vanzelf aan onze kant. In Israël geloofde men dat het leven werd bewaard in het bloed van mens en dier. En als je dus bloed vergoot op de aarde dan beschouwde je het leven niet als een geschenk maar als afval, zoals een vrouw haar menstruatiebloed weg moet gooien. Zo hoort het eigenlijk niet, dat leven is een Godsgeschenk, dat is het waard om alles voor over te hebben. Is die God van Israël nu wel of niet een God die met mensen meegaat? Ezechiël laat zien dat zelfs in de ballingschap die God er wil zijn voor ballingen en slaven. Zodra er weer eerbied voor het leven is, zodra van de naaste weer wordt gehouden als van jezelf, zodra recht en gerechtigheid weer de overhand krijgen en mensen recht wordt gedaan, dan is de God van Israël weer aanwezig, dan begint opnieuw de opbouw van het land dat overvloeit van melk en honing. En dat woord van Ezechiël is ook vandaag nog waar, we kunnen met die richtlijnen elke dag opnieuw beginnen, elke dag ons weer begeven op de Weg van de God van Israël, ook vandaag weer.