1 Johannes 3:1-10
1 Bedenk toch hoe groot de liefde is die de Vader ons heeft geschonken! Wij worden kinderen van God genoemd, en dat zijn we ook. Dat de wereld ons niet kent, komt doordat de wereld hem niet kent. 2 Geliefde broeders en zusters, wij zijn nu al kinderen van God. Wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard, maar we weten dat we aan hem gelijk zullen zijn wanneer hij zal verschijnen, want dan zien we hem zoals hij is. 3 Ieder die dit vol vertrouwen van hem verwacht maakt zich rein, zoals ook Jezus rein is. 4 Ieder die zondigt overtreedt Gods wet, want zondigen is Gods wet overtreden. 5 U weet dat Jezus verschenen is om de zonden weg te nemen; er is in hem geen zonde. 6 Ieder die in hem blijft, zondigt niet. Ieder die zondigt, heeft hem nooit gezien en kent hem niet. 7 Kinderen, laat niemand u misleiden: wie rechtvaardig leeft is een rechtvaardige, zoals ook Jezus rechtvaardig is, 8 en wie zondigt komt uit de duivel voort, want de duivel heeft vanaf het begin gezondigd. De Zoon van God is dan ook verschenen om de daden van de duivel teniet te doen. 9 Wie uit God geboren is zondigt niet, want Gods zaad is blijvend in hem. Hij kán zelfs niet zondigen, want hij is uit God geboren. 10 Hieraan is te zien wie kinderen van God en wie kinderen van de duivel zijn: wie niet rechtvaardig leeft, komt niet uit God voort. Hetzelfde geldt voor wie zijn broeder of zuster niet liefheeft. (NBV)
Vanuit Perzië kwam bijna tegelijk met het Christendom de leer van Zarathustra op. Die leerde dat er een eeuwige strijd is tussen goed en kwaad en dat je partij moet kiezen in die strijd. Christenen verwerpen eigenlijk die leer. God heeft de macht immers vanaf het begin, de Liefde van God overwint alles maar omdat mensen gelijk aan God willen zijn en alles voor zichzelf willen hebben komt het kwaad in de wereld. Maar als je toch over goed en kwaad als zelfstandige machten zou willen praten, in de filosofie zou dat kunnen, dan leert de briefschrijver van de eerste brief van Johannes ons hier dat Jezus de verpersoonlijking van het goede is die de duivel als verpersoonlijking van het kwade heeft overwonnen. De strijd is dan ook gestreden en wie zegt dat die strijd er nog steeds is komt voort uit de duivel. Wie immers handelt in de Geest van Jezus van Nazareth is bezig de andere mensen lief te hebben als zichzelf en voortdurend oog te hebben voor de minsten in de samenleving.
Rechtvaardig leven noemt de briefschrijver dat. Wie niet rechtvaardig leeft hoort bij de verliezers, komt voort uit de duivel zou je kunnen zeggen. Wie zijn broeder en zuster niet liefheeft hoort bij de verliezers, komt voort uit de duivel. Daaraan kun je dus ook de kinderen van God herkennen. Dat is niet een partij in een strijd die ze gekozen hebben maar een licht dat hen is opgegaan, een liefde die ze hebben leren kennen. Voor hen is het bijvoorbeeld onvoorstelbaar dat homoseksualiteit wordt veroordeelt en dat homoseksuelen minder rechten in een samenleving hebben als zijzelf. Voor hen is het onvoorstelbaar dat je mensen zonder zorg over straat laat zwerven en dat burgerlijke gemeenten een boete krijgen voor medemenselijkheid. Leraren die zich in de plaats van Christus stellen en roepen dat homoseksualiteit veroordeeld moet worden werden eerder al in deze brief van Johannes anti-christenen genoemd.
Dat geldt natuurlijk ook voor iedereen die een ander discrimineert, want jezelf uitnemender of beter achten dan een ander betekent dat je de ander niet liefhebt als jezelf en dus zondigt. In de Geest van Jezus van Nazareth is zoiets onbestaanbaar. Iemand die discrimineert als voortkomende uit de duivel bestempelen klinkt misschien wel heel hard, maar het staat hier wel in de Bijbel. Zo hard moeten we dus in de eerste plaats voor onszelf zijn. Als wij in alle mensen onze broeders en zusters herkennen dan is wat hen wordt aangedaan ook pijnlijk voor ons. Het bestuur van de Protestantse Kerk Nederland schreef dat aan de Christenen in Israël en Palestina. Dat wat mensen wordt aangedaan in de Gazastrook en Israël treft ook ons. De Protestantse Kerk Nederland stapte naar de Europese rechter om zorg te bepleiten voor de zwervende vreemdelingen in ons land. In onze vreedzame westerse samenleving geldt echter tegelijkertijd dat hetgeen homoseksuelen, anders gelovigen en zwervende vreemdelingen wordt aangedaan ook ons treft. Zij zijn onze broeders en zusters en tegen dat wat hen wordt aangedaan hebben wij ons te verzetten. Wij immers willen niet bij de verliezers gaan horen.