Ezechiël 34:11-22
11 Dit zegt God, de HEER: Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen. 12 Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal ik naar mijn schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle plaatsen waarheen ze zijn verdreven op een dag van dreigende, donkere wolken. 13 Ik zal ze uit alle volken terughalen en uit alle landen bijeenbrengen, ik zal ze naar hun eigen land laten terugkeren. Op de bergen van Israël en bij de waterstromen zal ik ze weiden, overal in het land waar mensen wonen. 14 Ik zal ze laten grazen op een goede weide, ook hoog in de bergen van Israël zullen ze gras vinden; op Israëls bergen zullen ze rusten op groen grasland en in een grazige weide. 15 Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten rusten-spreekt God, de HEER. 16 Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken-maar de vette en sterke dieren zal ik doden. Ik zal ze weiden zoals het moet. 17 Wat jullie betreft, mijn schapen, dit zegt God, de HEER: Ik zal rechtspreken tussen het ene schaap en het andere, tussen rammen en bokken. 18 Is het jullie niet genoeg dat jullie op de beste weide grazen? En dat jullie vertrappen wat er van het gras nog over is? Dat jullie het heldere water opdrinken en de rest met jullie poten troebel maken? 19 Mijn schapen moeten eten van wat jullie hebben vertrapt, en drinken van wat jullie met je poten troebel hebben gemaakt. 20 Daarom-dit zegt God, de HEER over jullie: Ik zal rechtspreken tussen de vette en de magere schapen. 21 Jullie dringen alle zwakke dieren met je flank en schouder weg, jullie stoten ze met je horens om ze te verjagen, 22 en daarom zal ik mijn schapen te hulp komen; ze zullen niet langer worden weggeroofd. Ik zal rechtspreken tussen de schapen. (NBV)
Het zijn nu niet alleen herders die de zorg voor de schapen verwaarlozen maar in dit verhaal van Ezechiël maken de schapen ook onderling ruzie. Je hebt nu eenmaal in elke samenleving sterke en zwakke deelnemers en als er geen herder is die voor beide zorgt dan verdringen de sterken de zwakken. Dat was zo in de dagen van Ezechiël dat is in onze dagen nog niet anders. Zieken, gehandicapten en ouderen kunnen er over meepraten. Zij krijgen geen plaats meer op de arbeidsmarkt ook al kunnen ze best nog het een ander presteren. Misschien niet meer op het niveau van vroeger of op het niveau van anderen maar als je niet meer let op wat ze niet kunnen maar op wat ze wel kunnen zul je versteld staan. Maar ook in onze samenleving wordt er alleen op de sterken gelet.
Dat we ruimte moeten maken ook voor de zwakkeren wordt wel gezegd maar niet in wetgeving vastgelegd, de verantwoording wordt alleen bij de gehandicapten gelegd, de rijken zouden eens lastig gevallen worden met zorg voor de minsten in de samenleving. De zwaksten mogen leven van wat er over is en als het even tegenzit wordt er op de zorg voor hen, op hun inkomen het eerst bezuinigd. Dat de exorbitante zelfverrijkers aan de top van het bedrijfsleven het eerst aangepakt zouden moeten worden is buiten iedere bespreking. Dat je de hypotheekrente aftrek beter kunt matigen voor de allerrijksten dan de uitkeringen voor de allerarmsten te verlagen ligt buiten iedere bespreking. Ezechiël drukt dat zeer plastisch uit. De sterke schapen grazen niet alleen op de beste weide, ze vertrappen het gras dat ze overlaten, drinken het heldere water op en maken de rest troebel met hun poten. De schapen waar God voor kiest, de zwakke schapen, moeten het doen met vertrapt gras en troebel water.
Als de herders hen niet beschermen omdat ook die alleen voor zichzelf bezig zijn dan moet er een nieuwe herder komen. Een koning als David. In het beeld van de Bijbel was dat een koning die recht deed en recht sprak, die opkwam voor dat deel van het volk dat verdrukt was. Een koning die er in slaagde de rovers uit het land te verjagen. De buurvolken die jaar na jaar de oogst van de arme boeren kwamen roven. De inwoners van steden die zelf koninkjes aanstelden en dan het omringende land leeg gingen halen. David was de eerste die orde op zaken stelde, het volk beschermde tegen invallen en iedereen strafte die binnenslands ongestraft dacht te kunnen roven omdat die wapens in bezit had. Een koning als David was wat God had beloofd en die steeds weer zou opstaan om de minsten te beschermen. Wij kiezen tegenwoordig onze regeerders en het wordt misschien tijd het voorbeeld van David te leggen naast de werkelijkheid van onze bestuurders. Hebben wij ook nieuwe herders nodig?