Jozua 2:1-14
1 Hierna stuurde Jozua, de zoon van Nun, er vanuit Sittim in het geheim twee spionnen op uit. Hij gaf hun de opdracht: ‘Verken het hele gebied, maar vooral Jericho.’ De mannen vertrokken. Toen ze in Jericho waren gekomen, vonden ze onderdak bij een hoer, Rachab genaamd, bij wie ze wilden overnachten. 2 Maar toen de koning van Jericho hoorde dat er die nacht spionnen van Israël waren gekomen, 3 liet hij Rachab het volgende bevel geven: ‘Lever ze uit, die mannen die bij je zijn, want ze zijn hier om te spioneren.’ 4 Maar Rachab-die de twee mannen verborgen had-zei: ‘Die mannen hebben mij inderdaad bezocht, maar ik weet niet waar ze vandaan kwamen. 5 Ze zijn vertrokken vlak voordat het donker werd en de poort zou worden gesloten. Ik heb geen idee waar ze naartoe zijn gegaan. Ga ze snel achterna, dan haalt u ze nog in.’ 6 Rachab had de mannen naar het dak gebracht en ze daar verborgen onder bundels vlas. 7 Hun achtervolgers vertrokken meteen in de richting van de Jordaan, naar de oversteekplaatsen. Zodra ze de stad hadden verlaten werd de poort gesloten. 8 ¶ Rachab ging naar het dak voordat de mannen in slaap zouden zijn. 9 ‘Ik weet, ‘zei ze tegen hen, ‘dat de HEER dit land aan jullie heeft gegeven. Wij zijn door angst overmand. Alle inwoners van dit land zijn doodsbang voor jullie, 10 want we hebben gehoord dat de HEER de Rietzee voor jullie heeft drooggelegd toen jullie uit Egypte wegtrokken en dat jullie Sichon en Og, de twee koningen van de Amorieten ten oosten van de Jordaan, hebben vernietigd. 11 Toen we dat hoorden, sloeg de angst ons om het hart en werden we wanhopig. De HEER, jullie God, is immers een God die macht heeft in de hemel en op aarde. 12 Zweer me dan bij de HEER dat jullie mijn familie en mij goed zullen behandelen. Ik heb jullie toch ook goed behandeld? Zweer het me, geef me de zekerheid 13 dat jullie mijn vader en moeder, mijn broers en zusters en hun kinderen zullen sparen. Red ons van de dood!’ 14 De mannen antwoordden haar: ‘We staan voor jullie borg met ons leven, op voorwaarde dat jullie onze plannen niet verraden. Wanneer de HEER ons dit land gegeven heeft, zullen we onze belofte nakomen.’ (NBV)
Het volk Israël had al eens eerder aan de rand van het beloofde land gestaan. Ook toen waren er verspieders uitgestuurd. Twaalf stuks. Slechts twee kwamen terug met goede berichten, de rest met berichten vol onheil en angst. Eén van de twee die met goede berichten terug kwam was Jozua geweest. Hij wist dus heel goed hoe het land was en wat daarvan te verwachten is. Toch worden er twee verspieders uitgestuurd, zij moeten peilen hoe het met de mensen in het land is en dat ervaar je natuurlijk in de dichtstbijzijnde stad: Jericho. Uiteindelijk zullen er twee stammen het nog lang in dat land uithouden, als de andere tien al in ballingschap zijn dan blijven nog Juda en Benjamin het rond Jeruzalem uithouden, tot ook in Jeruzalem de dienst aan afgoden zo groot is geworden dat het niet meer het land is dat God hen ooit gegeven had. Nu trokken de twee verspieders op naar Jericho en waar kun je beter anoniem en onopgemerkt overnachten dan bij een hoer. Daar is het altijd al een komen en gaan van mannen die anoniem willen blijven. Rachab werd dus de hoer die de mannen mocht ontvangen.
Ook in de vertaling van het stuk van vandaag is het spel met woorden uit de Hebreeuwse Bijbel weg vertaald, dat blijft jammer. Rachab weet niet waar de mannen vandaan kwamen, ze weet niet waar ze heen gegaan zijn, maar Rachab weet wel dat de Heer het land aan Israël heeft gegeven. Ook de Koning van Jericho weet dat er spionnen zijn en ook hij weet dat vreemden bij een hoer nu eenmaal gemakkelijk onderdak kunnen vinden. De twee verspieders zijn verstopt onder bundels vlas en als de soldaten verder gaan zoeken ontspint zich een gesprek over hoe de inwoners van Kanaaän aankijken tegen de woestijn zwervers Israël. Het volk in Kanaaän blijkt doodsbang. Ze weten van de God van Israël die de zwervers had bevrijd uit Egypte, door de Rietzee de woestijn in. Ze hebben weet van het verzet van Sichon en Og, de koningen van de Amorieten die Israël geen doortocht hadden willen verlenen en die verpletterend verslagen waren. Het volk heeft weet van de macht van de God van Israël.
Vraag blijft dan wat je doet met die wetenschap. De Koning van Jericho stuurde soldaten om de spionnen te vangen. Het volk van Kanaaën zal de poorten van de steden sluiten en weigeren het land te delen met de zwervers van Israël. Rachab trekt een andere conclusie. Een God die alle macht heeft kun je maar beter tevreden houden. Hoeren weten wie de sterkste is en wie je dus maar beter kunt gehoorzamen. Daarom komen hoeren vaak in de macht van pooiers en worden ze uitgebuit en misbruikt en door die uitbuiting en dat misbruik verliezen ze ook een gewaardeerde plaats in de samenleving. Jezus van Nazareth was ooit lang na het verhaal over Rachab nog bezig om hoeren weer die plaats te geven. Ook Rachab vraagt om een gewaardeerde plaats in de nieuwe samenleving die zal ontstaan als God het land aan Israël heeft gegeven, niet alleen voor zichzelf maar ook voor haar familie. De legende wil dat de familie nog vele generaties lang die bijzondere positie in Israël heeft kunnen innemen. Voor ons ook de vraag hoe wij reageren op de komst van vreemde zwervers die hier onderdak zoeken. Zetten wij onze deuren open zoals eens Rachab deed of sluiten wij de poorten uit angst en vertrouwen we niet meer op de God die opriep de naaste lief te hebben. Elke dag opnieuw worden we voor die keus gesteld, ook vandaag weer.