Deuteronomium 20:10-20
10 Voordat u een stad aanvalt, moet u eerst een vredesregeling aanbieden. 11 Als men op het voorstel ingaat en de poorten voor u opent, moeten alle inwoners van de stad tot herendienst worden gedwongen. 12 Als ze echter geen vrede willen sluiten en liever de strijd met u aangaan, 13 en de HEER, uw God, u de belegerde stad in handen geeft, moet u alle mannelijke inwoners ter dood brengen. 14 Maar de vrouwen en kinderen en het vee en alles wat er aan goederen in de stad is mag u buitmaken. U mag van de buit eten wat u wilt, want u krijgt het van de HEER, uw God. 15 Zo moet u te werk gaan bij de steden die op grote afstand van u liggen, buiten het gebied dat u nu gaat veroveren. 16 Maar daarbinnen, in de steden van het land dat de HEER, uw God, u als grondgebied zal geven, mag u geen mens in leven laten. 17 Alle Hethieten, Amorieten, Kanaänieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten moet u doden, zoals de HEER, uw God, u heeft opgedragen, 18 om te voorkomen dat u de gruwelijke dingen die zij voor hun goden doen van hen overneemt, waardoor u tegen de HEER, uw God, zou zondigen. 19 Als u een stad langdurig moet belegeren, mag u haar boomgaarden niet vernietigen. Laat de bijl rusten en laat de bomen staan, want u moet er zelf van eten, en bovendien: is een boom soms een mens, dat u tegen hem moet strijden? 20 Alleen de bomen waarvan u weet dat ze geen vruchten geven, mag u vernietigen of omhakken om ze te gebruiken voor de belegering van de stad waarmee u in oorlog bent. (NBV)
Het gaat vandaag om de vraag wie wil meedelen van de overvloed en wie wil alles voor zichzelf houden. De volken die aan Israel hebben laten weten dat ze alles voor zichzelf willen houden en bovendien hun godsdienst aan iedereen wilden opleggen kunnen geen vrede sluiten, maar bij de anderen moet je het sluiten van vrede eerst proberen. Het oude Bijbelboek Deuteronomium stelt ons een aantal vragen die hoogst actueel zijn. Oorlog begin je niet zomaar. Als er geen goede antwoorden zijn op de gestelde vragen dan kun je er beter niet aan beginnen anders roep je meer onheil over je af dan heil. En onheil betekent een gebroken samenleving, heil een maatschappij waarin samen geleefd wordt.
Het gaat in dit gedeelte van Deuteronomium allereerst om de vraag hoe het land dat God het volk zal geven veroverd moet worden. Dat zal stad voor stad gaan. Sommige steden zullen zich direct aansluiten bij het volk Israël. Dan is er geen sprake van verovering. Maar voordat je een andere stad echt verovert zul je eerst een vredesregeling moeten aanbieden. In onze dagen horen we veel over onderhandelingen tussen Palestijnen en Israël, maar van een aanbod tot een vredesregeling door Israël horen we eigenlijk nooit. Hooguit dat een of andere partij van Palestijnen moet worden verboden. Natuurlijk als een stad weigert te delen, weigert om samen te leven met de nomaden die de woestijn zijn ontvlucht dan moeten ze het maar weten.
Wrede dictaturen, zoals we nu in Syrië zien, maken ons terecht kwaad en we zouden er wel op in willen hakken om een eind te maken aan het vergieten van onschuldig bloed. Maar Deuteronomium zegt ons iets anders. Eerst praten over vrede, niet zelf direct tot bloedvergieten overgaan. De stammen die genoemd worden en die moeten worden vernietigd zijn de stammen die absoluut niet willen delen, die beginnen te vechten nog voordat er is onderhandeld en die bovendien hun kinderen offeren om een overwinning te behalen. Maar Israël moet de vrede blijven zoeken. Zelfs met de bomen, als ze vrucht dragen die je kunt eten moet je ze laten staan, als je ze kunt gebruiken en ze dragen geen vrucht dan pas mag je ze omhakken. De zorg voor mensen blijft voorop staan, uiteindelijke doel is een land maken dat de glorie van God, dat is de liefde voor de mensen, uitdraagt over heel de aarde. Dat mag ook ons doel zijn, elke dag weer, ook vandaag.