Deuteronomium 20:1-9
1 Als u ten strijde trekt tegen de vijand en u stuit op een overmacht, met paarden en strijdwagens, wees dan niet bang, want de HEER, uw God, die u uit Egypte heeft weggeleid, staat u bij. 2 Voor het tot een treffen komt, moet de priester naar voren treden en het krijgsvolk zo toespreken: 3 ‘Luister, Israël. Vandaag bindt u de strijd aan met de vijand. Wees sterk en moedig, laat u niet afschrikken en wees niet bang voor hem: 4 de HEER, uw God, gaat met u mee, hij is het die de strijd voor u voert tegen de vijand; hij schenkt u de overwinning.’ 5 Daarna krijgen de schrijvers het woord: ‘Wie net een huis heeft gebouwd en het nog niet in gebruik heeft kunnen nemen, mag naar huis terugkeren; anders neemt een ander het in gebruik als hij in de strijd sneuvelt. 6 Wie een wijngaard heeft geplant en nog niet zelf de eerste druiven heeft kunnen plukken, mag naar huis terugkeren; anders plukt een ander die als hij in de strijd sneuvelt. 7 Ook wie een bruid heeft maar haar nog niet heeft kunnen huwen, mag naar huis terugkeren; anders huwt een ander haar als hij in de strijd sneuvelt.’ 8 Verder moeten ze tegen het krijgsvolk zeggen: ‘Wie bang is, wie het aan moed ontbreekt, mag naar huis terugkeren; anders verliezen de anderen misschien ook de moed.’ 9 Als al deze dingen gezegd zijn, moeten ze officieren over de manschappen aanstellen. (NBV)
We bemoeien ons nog al eens met het buitenland. Tekens weer sturen we soldaten naar landen waar oorlog is. Dat er hulp nodig is is wel duidelijk. Alles ligt dan in puin en geen kind, vrouw of man is nog veilig. Heel langzaam dringt door dat soldaten niet genoeg zijn. Je moet ook hulpverleners sturen die helpen een land of gebied weer een vreedzame toekomst te geven. Dat klinkt mooi. De inwoners van een arm en ver land weer mee laten doen met de wereldeconomie. Genieten van hun creativiteit en dat wat ze tot stand kunnen brengen en hen laten genieten wat we hier allemaal hebben. Op vakantie kunnen gaan naar prachtige delen van een dergelijk land en dan de toeristen uit dat land in Amsterdam de weg kunnen wijzen naar de aanlegplaatsen voor de rondvaartboten waar zij op hun beurt tijdens een vakantie van kunnen genieten. Voor dat beeld van vrede en eerlijk delen mogen we best wat over hebben.
Dit deel uit Deuteronomium waarschuwt er voor dat je niet iedereen de oorlog in moet sturen. Mensen die net een huis hebben gebouwd, of voor wie de oogst wacht, of die net getrouwd zijn moet je niet mee sturen. Toen Jezus van Nazareth eens duidelijk wilde maken hoe het zat met de deelname aan zijn Koninkrijk toen vertelde hij dat mensen die net een huis hadden gekocht, of een akker land moesten bewerken of net getrouwd waren het lieten afweten. Het gaat dus ook in Deuteronomium om de strijd om dat nieuwe Koninklijk en het lijkt nu tijd ook die arme landen die we helpen daarin op te nemen. Maar wil de regering en wil de Nato dat wel? De Amerikanen lieten de productie van opium in Afghanistan maar even buiten beschouwing. Van die opium wordt heroïne gemaakt en die is bestemd voor de Europese markt. Nederland trainde wel politieagenten maar liet de vervanging van de papaverteelt door safraanteelt aan de vrije markt over, die het vervolgens te gevaarlijk vindt.
Aan de handel in drugs wordt weliswaar veel verdiend en van dat geld kan veel aan wederopbouw worden besteed, maar het gevaar voor soldaten daar is misschien dan toch minder groot als het gevaar voor onze kinderen hier. We kennen de drugsverslaving en de drugshandel als ongewenst bijverschijnsel van de oorlog in Vietnam. Het boek Deuteronomium roept op om in elk geval niet bang te zijn als er een vijand moet worden bestreden. En vijanden in de Bijbel houden het volk af van het land dat overvloeit van melk en honing, het koninkrijk van God. Ook de armste landen in de wereld moeten op dat land gaan lijken en kennelijk zijn ook wij geroepen om daaraan een bijdrage te leveren. Angst moet daarbij dus niet onze leidraad zijn maar de zorg voor mensen overal ter wereld, vooral de armen. Of dat gaat met de training van politieagenten? Wie zal het zeggen, wellicht blijft een voortgaande discussie daarover geboden.