Genesis 15:1-11
1 Enige tijd later richtte de HEER zich tot Abram in een visioen: ‘Wees niet bang, Abram: ikzelf zal jou als een schild beschermen. Je loon zal vorstelijk zijn.’ 2 ‘HEER, mijn God, ‘antwoordde Abram, ‘wat voor zin heeft het mij te belonen? Ik zal kinderloos sterven, en alles wat ik bezit zal het eigendom worden van Eliëzer uit Damascus. 3 U hebt mij immers geen nakomelingen gegeven; daarom zal een van mijn dienaren mijn erfgenaam worden.’ 4 Maar de HEER sprak opnieuw tot hem: ‘Nee, niet je dienaar zal jouw bezittingen erven, maar een kind dat jijzelf zult verwekken.’ 5 Daarop leidde hij Abram naar buiten. ‘Kijk eens naar de hemel, ‘zei hij, ‘en tel de sterren, als je dat kunt.’ En hij verzekerde hem: ‘Zo zal het ook zijn met jouw nakomelingen.’ 6 Abram vertrouwde op de HEER en deze rekende hem dit toe als een rechtvaardige daad. 7 Ook zei de HEER tegen hem: ‘Ik ben de HEER, die jou heeft weggeleid uit Ur, uit het land van de Chaldeeën, om je dit land in bezit te geven.’8 ‘HEER, mijn God, ‘antwoordde Abram, ‘hoe kan ik er zeker van zijn dat ik het in bezit zal krijgen?’ 9 ‘Haal een driejarige koe, ‘zei de HEER, ‘een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge gewone duif.’ 10 Abram haalde al deze dieren, sneed ze middendoor en legde de twee helften van elk dier tegenover elkaar. Alleen de vogels sneed hij niet door. 11 Er kwamen gieren op de kadavers af, maar Abram joeg ze weg.
(NBV)
De volkeren waar Abram mee in contact kwam in dat vreemde doch vruchtbare land Kanaän waren allemaal bezig met vruchtbaarheid. Vruchtbare landerijen, vruchtbaar vee, veel kinderen het was allemaal belangrijk. Ze hadden er ook allemaal goden voor. Een god voor het land, een god voor het vee, een god voor kinderen, een god voor de handel, een god voor de regen en noem maar op. Abram had een God voor de hele wereld en hij had nog maar één koning ontmoet die ook zo’n God had. Maar die koning was ook gelijk priester in een tempel met offers en zo. Abram vertrouwde op het visioen dat hij had gekregen dat hij uiteindelijk een kind zou verwekken die het land dat hij had zou erven. Dat vertrouwen moest genoeg zijn, al hoorde er zo’n raar offer bij. Maar het offer dat Abram bracht was gespeend van theatraal godsdienstig vertoon.
Dat offer was het offer van delen wat je hebt. Daarmee begon de godsdienst van het volk Israel, met het delen van het offer. Dat delen is een godsdienstoefening dat elk volk nog steeds nodig heeft. Ook het onze want in een tijd van crisis, een tijd waarin de werkloosheid snel oploopt, waar zo op zorg wordt bezuinigd dat de eerste bejaarden op straat werden gezet, kent de top van het bedrijfsleven zichzelf een loonsverhoging van zes procent toe. Gelukkig dat we net als Abram het vooruitzicht hebben dat het veranderen kan. En ingewikkeld is het. In de dagen van Abram klonk het verwijt dat één god zich toch niet met alles bezig kon houden, dat er voor elk probleem een aparte god was, die op z’n minst voorspraak moest kunnen houden bij de voorzitter van de raad van goden. Later werd die voorzitter de God van Israël, in de Psalmen wordt hij soms nog genoemd. Maar Abram al kwam steeds meer tot de ontdekking dat je ook zelf een heleboel problemen kon oplossen.
Vrede kun je brengen en vrede blijft als je geen wraak neemt en de tegenstander niet besteelt. Akkers en weiden zijn met elkaar te delen, net als water, er is altijd genoeg als je samenwerkt en ook wat voor elkaar over hebt. Dat delen staat centraal. Natuurlijk zijn er altijd machten en krachten die van het gedeelte willen stelen en die je dan weg moet jagen. Maar als jij begint te delen dan wordt je nageslacht talrijk als de sterren. Abram had een droom die volkomen haaks stond op wat hij dagelijks om zich heen meemaakte. Met een dergelijke droom kon hij maar met moeite naar buiten komen, ze zouden hem hebben opgesloten. De enige manier om deze droom te leven is de droom voor te doen. Vrede brengen zonder buit te vragen, delen van akkers en weiden, delen van water dat stroomt. Die droom mogen wij ook vandaag nog voor leven, elke dag opnieuw, daar hoeven we niet over op te scheppen, geen vrome verhaaltjes bij te vertellen alleen het goede doen en niet dan het goede, elke dag opnieuw, ook vandaag.