1 Tessalonicenzen 5:1-11
1 Broeders en zusters, ik hoef u niet te schrijven over het moment waarop dit zal gebeuren, 2 want u weet zelf maar al te goed dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht. 3 Als de mensen zeggen dat er vrede en veiligheid is, worden ze plotseling getroffen door de ondergang, zoals een zwangere vrouw door barensweeën. Vluchten is dan onmogelijk. 4 Maar u, broeders en zusters, u leeft niet in de duisternis, zodat de dag van de Heer u zou kunnen overvallen als een dief, 5 want u bent allen kinderen van het licht en van de dag. Wij behoren niet toe aan de nacht en de duisternis, 6 dus laten we niet slapen, zoals anderen, maar waken en op onze hoede zijn. 7 Wie slaapt, slaapt ‘s nachts, en wie zich bedrinkt, is ‘s nachts dronken; 8 maar laten wij, die toebehoren aan de dag, op onze hoede zijn, omgord met het harnas van geloof en liefde, en getooid met de helm van de hoop op redding. 9 Want Gods bedoeling met ons is niet dat wij veroordeeld worden, maar dat wij gered worden door onze Heer Jezus Christus. 10 Hij is voor ons gestorven opdat wij, of we nu op aarde zijn of gestorven zijn, samen met hem zullen leven. 11 Dus troost elkaar en wees elkaar tot voorbeeld, zoals u trouwens al doet. (NBV)
In de dagen van Paulus kwam er in het Romeinse Rijk een Perzische godsdienst op die heel populair zou worden. Eigenlijk zo populair dat de grondgedachten van die Heidense godsdienst ook in het Christendom een rol zouden gaan spelen. Het was de godsdienst van Zaratustra. Grondgedachte was dat er een voortdurende strijd gaande was tussen Goed en Kwaad, tussen de goden van goed en kwaad, en dat de mensen zouden moeten meevechten om bij de eindoverwinning mee te kunnen profiteren van die overwinning. In dit gedeelte van de brief aan de mensen in het Griekse Tessalonica kunnen we lezen dat Paulus dat beeld eigenlijk verwerpt. Als kinderen van het Licht hebben we eigenlijk weinig of niks te maken met de strijd tegen het kwaad. De overwinning is immers al behaald voordat de strijd begonnen was. De Liefde was van voor de schepping van Hemel en Aarde gelijk aan de God die de Hemel en Aarde geschapen heeft en van die Schepping staat geschreven dat God zag dat het goed was.
Dat kwaad kwam in de wereld door het gedrag van de mensen zelf, als mensen zich weer door de liefde laten lijden zal het kwaad uiteindelijk ook weer verdwijnen. Omgord met het Harnas van geloof en liefde en getooid met de Helm van de hoop is de dag van de overwinning ook niet iets van een verrassing, die dag die komt, wat ons betreft vandaag nog. Juist in de Liefde voor de naaste ligt de redding. Dat was immers de ontdekking van het volk in de woestijn, door een onvoorwaardelijke liefde voor elkaar, bereidheid om alles te delen voor elkaar, kun je het in de woestijn uithouden en de woestijn doorkomen. Dat kwade is dus niet belangrijk. Paulus hamert er in vele brieven op je niet met het kwade bezig te houden maar met het goede. Het kwade is te verdrijven niet door het te bestrijden maar door het goede te doen en niet dan het goede. Dat is het harnas van Liefde en Geloof, uit liefde doen we dit en we vertrouwen er op dat het zo ook zal gaan.
Hoop hebben we nodig om het vol te houden, om het uit te houden in een wereld waar mensen steeds weer de neiging hebben het kwade te volgen, eigenbelang en de goden van winst en profijt voorop te stellen. De gemeente in Tessalonica had het helemaal door. Ze waren elkaar al tot voorbeeld. Ze hielden elkaar wakker en scherp als het ging om de zorg voor de armen in de stad, de verbondenheid met de slaven, de weduwen en de wees, het helpen van de zieken, het troosten van de stervenden en de bedroefden, het voeden van de hongerigen en het kleden van de naakten. Juist dat maakte hen vrij van onderdrukking, daar heb je geen andere overheid voor nodig dan God, dan is er geen Tempel en geen Priester die je zal moeten helpen, de hulp komt van broeders en zusters om je heen. Zo gaat het tot vandaag toe.
1 Tessalonicenzen 5:1-11
1 Broeders en zusters, ik hoef u niet te schrijven over het moment waarop dit zal gebeuren, 2 want u weet zelf maar al te goed dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht. 3 Als de mensen zeggen dat er vrede en veiligheid is, worden ze plotseling getroffen door de ondergang, zoals een zwangere vrouw door barensweeën. Vluchten is dan onmogelijk. 4 Maar u, broeders en zusters, u leeft niet in de duisternis, zodat de dag van de Heer u zou kunnen overvallen als een dief, 5 want u bent allen kinderen van het licht en van de dag. Wij behoren niet toe aan de nacht en de duisternis, 6 dus laten we niet slapen, zoals anderen, maar waken en op onze hoede zijn. 7 Wie slaapt, slaapt ‘s nachts, en wie zich bedrinkt, is ‘s nachts dronken; 8 maar laten wij, die toebehoren aan de dag, op onze hoede zijn, omgord met het harnas van geloof en liefde, en getooid met de helm van de hoop op redding. 9 Want Gods bedoeling met ons is niet dat wij veroordeeld worden, maar dat wij gered worden door onze Heer Jezus Christus. 10 Hij is voor ons gestorven opdat wij, of we nu op aarde zijn of gestorven zijn, samen met hem zullen leven. 11 Dus troost elkaar en wees elkaar tot voorbeeld, zoals u trouwens al doet. (NBV)
In de dagen van Paulus kwam er in het Romeinse Rijk een Perzische godsdienst op die heel populair zou worden. Eigenlijk zo populair dat de grondgedachten van die Heidense godsdienst ook in het Christendom een rol zouden gaan spelen. Het was de godsdienst van Zaratustra. Grondgedachte was dat er een voortdurende strijd gaande was tussen Goed en Kwaad, tussen de goden van goed en kwaad, en dat de mensen zouden moeten meevechten om bij de eindoverwinning mee te kunnen profiteren van die overwinning. In dit gedeelte van de brief aan de mensen in het Griekse Tessalonica kunnen we lezen dat Paulus dat beeld eigenlijk verwerpt. Als kinderen van het Licht hebben we eigenlijk weinig of niks te maken met de strijd tegen het kwaad. De overwinning is immers al behaald voordat de strijd begonnen was. De Liefde was van voor de schepping van Hemel en Aarde gelijk aan de God die de Hemel en Aarde geschapen heeft en van die Schepping staat geschreven dat God zag dat het goed was.
Dat kwaad kwam in de wereld door het gedrag van de mensen zelf, als mensen zich weer door de liefde laten lijden zal het kwaad uiteindelijk ook weer verdwijnen. Omgord met het Harnas van geloof en liefde en getooid met de Helm van de hoop is de dag van de overwinning ook niet iets van een verrassing, die dag die komt, wat ons betreft vandaag nog. Juist in de Liefde voor de naaste ligt de redding. Dat was immers de ontdekking van het volk in de woestijn, door een onvoorwaardelijke liefde voor elkaar, bereidheid om alles te delen voor elkaar, kun je het in de woestijn uithouden en de woestijn doorkomen. Dat kwade is dus niet belangrijk. Paulus hamert er in vele brieven op je niet met het kwade bezig te houden maar met het goede. Het kwade is te verdrijven niet door het te bestrijden maar door het goede te doen en niet dan het goede. Dat is het harnas van Liefde en Geloof, uit liefde doen we dit en we vertrouwen er op dat het zo ook zal gaan.
Hoop hebben we nodig om het vol te houden, om het uit te houden in een wereld waar mensen steeds weer de neiging hebben het kwade te volgen, eigenbelang en de goden van winst en profijt voorop te stellen. De gemeente in Tessalonica had het helemaal door. Ze waren elkaar al tot voorbeeld. Ze hielden elkaar wakker en scherp als het ging om de zorg voor de armen in de stad, de verbondenheid met de slaven, de weduwen en de wees, het helpen van de zieken, het troosten van de stervenden en de bedroefden, het voeden van de hongerigen en het kleden van de naakten. Juist dat maakte hen vrij van onderdrukking, daar heb je geen andere overheid voor nodig dan God, dan is er geen Tempel en geen Priester die je zal moeten helpen, de hulp komt van broeders en zusters om je heen. Zo gaat het tot vandaag toe.