Alle goeds!

Ezra 5:6-17

6 Afschrift van de brief die Tattenai, de gouverneur van de provincie Trans-Eufraat, en Setar-Boznai, en diens ambtgenoten, bestuurders van de genoemde provincie, aan koning Darius hebben gezonden. 7 Het bericht aan hem luidde als volgt: ‘Aan Darius, de koning: alle goeds! 8 Het zij de koning bekend dat wij naar de provincie Juda zijn gegaan, naar de tempel van de grote God. Die tempel wordt opgetrokken van steenblokken, en in de muren worden balken gelegd. Het werk wordt zorgvuldig uitgevoerd en vordert gestaag. 9 Wij hebben de oudsten gevraagd wie hun het bevel had gegeven tot de bouw van de tempel en de voltooiing van het heiligdom. 10 Ook hebben wij hun namen gevraagd, zodat we, te uwer informatie, de namen van de leiders schriftelijk konden vastleggen. 11 Dit was hun antwoord: “Wij zijn dienaren van de God van de hemel en de aarde, en wij herstellen de tempel die reeds vele jaren geleden werd gebouwd; een groot koning van Israël heeft de bouw ervan destijds voltooid. 12 Maar omdat onze voorouders de God van de hemel hebben vertoornd, heeft hij hen aan de koning van Babylonië, de Chaldeeër Nebukadnessar, uitgeleverd. Hij heeft deze tempel verwoest en het volk in ballingschap naar Babylonië weggevoerd. 13 Koning Cyrus van Babylonië echter heeft in zijn eerste regeringsjaar bevel gegeven de tempel van God te herbouwen. 14 Ook de gouden en zilveren voorwerpen die Nebukadnessar uit Gods heiligdom in Jeruzalem had weggenomen en naar het heiligdom in Babel had gebracht, zijn door koning Cyrus daar weer vandaan gehaald en aan een zekere Sesbassar gegeven, die door hem was aangesteld als gouverneur. 15 Hij zei hem: ‘Neem deze voorwerpen en zet ze terug in het heiligdom van Jeruzalem. Zorg ervoor dat Gods tempel op zijn vroegere plaats herbouwd wordt.’ 16 Genoemde Sesbassar is hier gekomen en heeft de fundamenten gelegd van Gods tempel in Jeruzalem, en van toen af aan tot nu toe is eraan gebouwd, maar hij is nog niet gereed.” 17 Welnu, als het de koning behaagt, laat hij dan in Babylonië een onderzoek instellen in de koninklijke archieven naar de vraag of het werkelijk zo is dat koning Cyrus bevel heeft gegeven om deze tempel van God in Jeruzalem op te bouwen. Laat hij ons vervolgens op de hoogte brengen van zijn wil in dezen.’ (NBV)

Bureaucratie kan ook mooi zijn. Alles wordt opgeschreven en alles wordt bewaard. Alle ongerechtigheid kan dan ook boven water komen. In onze dagen hebben we daar zelfs een wet voor. De wet openbaarheid van bestuur. Alle brieven, aantekeningen, nota’s en adviezen die geleid hebben tot een beslissing van de overheid kunnen worden opgevraagd en zo bekend gemaakt. Vaak vindt die overheid dat helemaal niet leuk, maar als een zogenaamd WOB verzoek wordt geweigerd, of gesaboteerd door stukken weg te laten of zwart te lakken, dat heeft die overheid iets te verbergen. Het verhaal over de bouw en de verwoesting van de Tempel, gevolgd door het bevel van Koning Cyrus klinkt kennelijk zo overtuigend dat de autoriteiten van Jeruzalem de Koning gingen vragen om eens in het archief te laten kijken om te zien of het verhaal ook waar was.

Het verloop van de bouw, de verwoesting en de ballingschap wordt beschreven als een reactie van de God van Israël op de afvalligheid van het volk van het verbond dat God ooit met het volk had gesloten. Toen het volk zich in de ballingschap weer ging richten op het verbond met hun God zorgde die God er voor dat Koning Cyrus het bevel gaf de stad en de Tempel weer te herbouwen. Die herbouw was dus ook op de eerste plaats voor de ballingen een Goddelijke opdracht. Koning Cyrus was daarvoor een instrument geweest. Zo’n verhaal was natuurlijk zeer indrukwekkend. Dat moet wel een heel machtige God geweest zijn die op die manier de geschiedenis kon beïnvloeden. Het is ook de redenering die Haggaï aan het volk had voorgehouden. Die had er ook nog aan toegevoegd dat de prioriteit leggen bij het bouwen van mooie huizen voor de mensen die van de terugkeer en het herstel het meeste profijt hadden gehad een verkeerde keuze was.

Opvallend in dit verhaal is de rol van Tattenai. Dat was een gouverneur van een groot gebied. Juda en Jeruzalem waren daarvan maar kleine onderdelen. Maar in plaats van het sturen van soldaten zoals bij het bevel tot stilleggen was gebeurd stelde hij nu een onderzoek in. Dat is des te vreemder omdat het stilleggen van de herbouw van de Tempel kwam na een beschuldiging van een mogelijk komende opstand. De gouverneur stelt nu echter eerst een onderzoek in naar het waarom van het negeren van het Koninklijke bevel tot stilleggen van de herbouw. Hij hoort de herbouwers, stelt vast wie de leiders zijn en vraagt dan de koning een onderzoek in te stellen naar de juistheid van het verhaal. Hij hoort dus beide partijen en daarvan zal het oordeel van de Koning afhangen. Veel mensen mogen aan deze manier van handelen een voorbeeld nemen. Het zal blijken dat het horen van beide conflicterende partijen en zorgvuldig onderzoek naar de feiten het Koninkrijk van God dichterbij zal brengen.

Plaats een reactie