Geurig reukwerk

Exodus 30:1-10

1 Je moet een altaar maken voor het branden van reukwerk; gebruik er acaciahout voor. 2 Het moet vierkant zijn, één el lang en één el breed, en twee el hoog; de horens moeten er één geheel mee vormen. 3 Overtrek de bovenkant, alle zijkanten en de horens met zuiver goud en breng rondom een gouden rand aan. 4 Bevestig aan twee kanten onder de rand twee gouden ringen. Zet ze aan tegenover elkaar liggende zijden; ze zijn bestemd voor de draagbomen waarmee het altaar gedragen wordt. 5 De draagbomen moet je van acaciahout maken en je moet ze vergulden. 6 Zet het altaar voor het voorhangsel waarachter de ark met de verbondstekst staat, tegenover de verzoeningsplaat die daaroverheen ligt, waar ik je zal ontmoeten. 7 Aäron moet er elke morgen als hij de lampen in orde brengt, geurig reukwerk op branden. 8 Ook als hij tegen het vallen van de avond de lampen aansteekt, moet hij een reukoffer brengen. Alle komende generaties moeten elke dag voor de HEER reukwerk branden. 9 Jullie mogen op dit altaar alleen het voorgeschreven reukwerk offeren en er geen brandoffers, graanoffers of wijnoffers op brengen. 10 Eenmaal per jaar moet Aäron aan de horens van dit altaar de verzoeningsrite voltrekken met het bloed van het reinigingsoffer, en alle komende generaties moeten dit gebruik in stand houden. Dit altaar is voor de HEER allerheiligst.’ (NBV)

Verbrand vlees kan heel onaangenaam stinken. In de Tempel van de God van Israël past zo’n stanklucht niet. Zeker niet in de buurt van de Ark van het Verbond. Dat verbond is immers een aangename zaak die een goed leven mogelijk maakt. Nu waren er in de Tempels die de Heidenen hadden in de dagen van Mozes manieren om het de priesters aangenaam te maken. Een altaar waarop geurige kruiden en wierook werden verbrand was er één van. En zo’n reukofferaltaar moest Mozes ook laten maken voor de Tent der Ontmoeting. Vooraan in die Tent stond al een altaar. Het brandoffer altaar. Elke morgen en elke avond moest daarop een mannelijk lammetje geofferd worden.

Dat reukofferaltaar leek daar wel op. Maar het reukofferaltaar was kleiner. En was het brandofferaltaar met koper bekleed, het reukofferaltaar werd met goud bekleed. Iedere morgen en iedere avond als de lampen weer werden bijgevuld moest de Hogepriester een wierookoffer brengen. Wie wel eens in een Rooms Katholieke kerk of een boeddhistische tempel is geweest weet hoe lekker dat kan ruiken. Tegenwoordig zijn er zelfs mensen die thuis wierook staafjes branden. Ook dit reukofferaltaar is draagbaar, zoals alles in de Tent der Ontmoeting. Op de vier hoeken van het altaar zitten horens van zuiver goud. Elk jaar op de Grote Verzoendag moet de Hogepriester een deel van het bloed dat wordt geofferd over die horens sprenkelen. Dat lijkt een merkwaardig gebaar maar het zit vol symboliek.

Offeren is het tonen van de bereidheid te delen met God. De horens van een altaar zijn de plaatsen waar een vluchteling bescherming kon vinden tegen de doodstraf die men wilde opleggen. Die Grote Verzoendag is de erkenning van het volk dat het lang niet altijd geleefd heeft volgens het verbond. Men zoekt dus verzoening want het volk wil het verbond behouden. Dicht bij het verbond zoekt het volk dus bescherming. Wij hebben niet meer van dit soort altaren. Wij hebben het gebed van vergeef ons onze schulden zoals wij vergeven wie ons iets schuldig is. Recht en gerechtigheid moet er geschieden. Niet door God alleen, maar vooral ook door onszelf, elke morgen en elke avond mag ons daarvoor een licht op gaan.

Plaats een reactie