Handelingen 15:36-16:5
36 Niet lang daarna zei Paulus tegen Barnabas: ‘Laten we teruggaan naar alle steden waar we het woord van de Heer hebben verkondigd, om te zien hoe het daar met de leerlingen gaat.’ 37 Barnabas wilde ook Johannes Marcus meenemen, 38 maar Paulus voelde daar niets voor, omdat hij hen in Pamfylië in de steek had gelaten en niet langer had deelgenomen aan hun zendingswerk. 39 Een en ander leidde tot grote onenigheid, zodat ze uit elkaar gingen en Barnabas samen met Marcus naar Cyprus vertrok. 40 Paulus koos Silas als reisgezel en vertrok eveneens, nadat de gelovigen hem aan de genade van de Heer hadden toevertrouwd. 41 Hij trok door Syrië en Cilicië, waar hij de gemeenten bemoedigde.1 Hij kwam ook in Derbe en Lystra. In Lystra ontmoette hij een leerling die Timoteüs heette, de zoon van een gelovig geworden Joodse vrouw en een niet-Joodse vader. 2 Timoteüs stond goed aangeschreven bij de gelovigen in Lystra en Ikonium, 3 en Paulus wilde hem met zich meenemen op reis. Hij liet hem eerst besnijden ter wille van de Joden in Lystra en Ikonium, die immers allen wisten dat Timoteüs een niet-Joodse vader had. 4 Op hun tocht langs de steden stelden ze de gemeenteleden op de hoogte van de besluiten die door de apostelen en de oudsten in Jeruzalem waren genomen en droegen hun op zich daaraan te houden. 5 De gemeenten werden steeds sterker in het geloof en het aantal leerlingen nam dagelijks toe. (NBV)
We gaan weer op reis met Paulus en lezen over het begin van zijn tweede zendingsreis. Wie tot het reisgezelschap behoren is onduidelijk. Op het eind van het gedeelte dat we vandaag lezen, daar waar de overtocht naar Macedonië aan de orde komt, gaat de schrijver van de Handelingen ineens over in de wij vorm. Dat zou betekenen dat Lucas er zelf ook bij was. Uit het begin van dit verhaal over deze tweede reis valt dat niet op te maken. In elk geval was Silas er bij en waren Barnabas en Johannes Marcus er niet bij. Die Johannes Marcus was al eens eerder zijn eigen weg gegaan en dat was Paulus kennelijk niet naar de zin geweest. Daar lezen we overigens in de beschrijving van de eerste zendingsreis niets over. Johannes Marcus wordt, veel later overigens, ook wel genoemd als de schrijver van het Marcus Evangelie, maar dat staat zo niet in de Bijbel zelf. Paulus, Silas en het mogelijk overige reisgezelschap gaan op pad om eens te zien hoe het met de gemeenten gaat die ze hadden gesticht. Ze kwamen uit Jeruzalem waar ze een vergadering hadden gehad met de Apostelen, de zendelingen die door Jezus van Nazareth nog zelf waren geroepen. Daar hadden ze besloten dat de Heidenen niet eerst Joods hoefden te worden voordat ze als Christen gedoopt konden worden. Het “heb Uw naaste lief als Uzelf” kan net zo goed in een Joods hart wonen als in een Heidens hart. Besnijdenis en spijswetten zijn dus voor de Heidenen niet verplicht. Over dit besluit zou overigens nog lange tijd onenigheid blijven bestaan. In de brieven van Paulus aan de diverse gemeenten komt het onderwerp nog herhaaldelijk aan de orde. Maar ook in het begin van deze tweede reis.
Paulus, Silas en het mogelijk overige reisgezelschap komen Timotheüs tegen. Een jonge knaap die goed ligt bij de jonge Christengemeente in zijn woonplaats. Maar een jongeman van verwarrende afkomst. Hij heeft een Joodse moeder, is dus Jood volgens de Rabijnse traditie, maar heeft een Heidense vader. Dat mocht niet want een Joodse vrouw mocht niet met een Heiden trouwen.
Kennelijk om alle discussies te vermijden liet Paulus Timotheüs besnijden, het was immers een Jood en waarom daar niet gewoon voor uit komen. Ook Paulus was een Jood. Je hoeft je niet voor je afkomst te schamen. Er is in later eeuwen nog wel eens gedaan of er een enorme ruzie was tussen Paulus en de Joden en of je die ruzie eeuwig zou moeten voortzetten. Dat is een volstrekt verkeerde voorstelling van zaken. Het Christendom was van begin af aan een godsdienst met Joodse wortels. Die wortels zijn nooit verloochend. In de Christengemeenten werd het Oude Testament gelezen, in de griekse vertaling weliswaar. Hoe het “heb Uw naaste lief als Uzelf” kon worden volgehouden ook door de dood heen hoorde je uit de verhalen over Jezus van Nazareth maar leerde je ook uit de verhalen over Israël. Daar leerde je ook dat het voor alle volken op aarde moet gelden, en dat is nog steeds zo, tot op de huidige dag.