Psalm 130
1 Een pelgrimslied. Uit de diepte roep ik tot u, HEER, 2 Heer, hoor mijn stem, wees aandachtig, luister naar mijn roep om genade. 3 Als u de zonden blijft gedenken, HEER, Heer, wie houdt dan stand? 4 Maar bij u is vergeving, daarom eert men u met ontzag. 5 Ik zie uit naar de HEER, mijn ziel ziet uit naar hem en verlangt naar zijn woord, 6 mijn ziel verlangt naar de Heer, meer dan wachters naar de morgen, meer dan wachters uitzien naar de morgen. 7 Israël, hoop op de HEER Bij de HEER is genade, bij hem is bevrijding, altijd weer. 8 Hij zal Israël bevrijden uit al zijn zonden. (NBV)
In het Latijn staat boven deze Psalm “De Profundis” en voor vele begrafenissen hebben componisten naar aanleiding van deze Psalm de mooiste muziek gecomponeerd. De psalm staat bekend als een inktzwarte psalm. De Latijns Amerikaanse dichter Ernesto Cardenal heeft eens een eigen versie van deze psalm gemaakt. Die begint “Uit de diepten, o Heer, roep ik tot U, ‘s nachts roep ik mijn cel- in het concentratiekamp, in de folterkamer- in het uur van de duisternis- het uur der ondervraging, hoor mijn stem, mijn S.O.S.”Zo zingt de psalm ook mee met de lijdenden van onze dagen. Zo zou deze psalm te horen kunnen zijn op Lesbos, in Iran en al die landen waarvoor Amnesty International aandacht vraagt. Maar de Psalm heeft ook een refrein en Ernesto Cardenal heeft dat zo gedicht: “Maar de Heer is de bevrijding, Hij is de vrijheid van Israel”
En dan geeft ook deze psalm, net als de psalm uit de Bijbel, hoop. De Psalm verkondigt bevrijding ook aan de mensen die het meest te lijden hebben van onderdrukking. Het is overigens ook een pelgrimslied. Elk jaar moesten de Israelieten een paar keer naar Jeruzalem om daar maaltijd te houden met de dienaren van de Tempel, de vreemdelingen, de armen en hun famillie. Dat was een offermaaltijd die de hoop op de bevrijding levend kon houden. Want wie het land ook had bezet, hoeveel er ook geroofd was, hoe groot ook de kans dat je tot armoede verviel en in slavernij moest gaan, altijd was er de belofte dat aan de ellende een eind zou komen. Van die hoop kon je dag en nacht leven. Als wachters op de muren van de stad die dag en nacht uitkijken en de hele donkere nacht uitkijken naar het morgenrood dat weer het daglicht brengt.
Ook als je zelf fouten hebt gemaakt die je in de ellendige situatie hebben gebracht dan nog weet je dat als je oprecht berouw hebt van die fouten en je zo verandert hebt dat je die fouten eenvoudigweg niet opnieuw zou kunnen maken dan weet je dat God genadig is en dat je opnieuw mag beginnen. Daarom klinkt in ons land gelukkig dezer dagen ook opnieuw het verzet tegen een echt levenslange gevangenisstraf. Overal in Europa kijken rechters na een groot aantal jaren of de rest van een levenslange gevangenisstraf nog wel nodig is. Wat voor zin heeft het immers om iemand van 80 of 90 nog in een cel opgesloten te houden vanwege het misdrijf dat die deed op een leeftijd van 20 of 30. Soms blijft iemand gevaarlijk maar elk mens heeft het uitzicht nodig op de dag dat een nieuw leven kan beginnen. Juist voor die gevangenen zou het zingen van deze Psalm mogelijk gemaakt moeten worden. Dan heeft het zin je te veranderen, dan heeft het zin weer mens te worden, dan kan je op het eind van het leven weer mee doen met de mensen. Het zingen van deze Psalm is nooit vrijblijvend, maar altijd bedoeld als bevrijding.