Exodus 9:13-35
13 De HEER zei tegen Mozes: ‘Wacht de farao morgen in alle vroegte op en zeg tegen hem: “Dit zegt de HEER, de God van de Hebreeën: Laat mijn volk gaan om mij te vereren. 14 Dit keer tref ik uzelf, uw hovelingen en uw volk met mijn zwaarste plaag, dan zult u beseffen dat er op de hele aarde niemand is als ik. 15 Ik had mijn hand allang naar u en uw volk kunnen uitstrekken en u met de pest kunnen treffen, dan was u al van de aarde weggevaagd. 16 Maar ik heb u alleen in leven gelaten om u mijn macht te tonen en om iedereen op aarde te laten weten wie ik ben. 17 Als u mijn volk nog langer dwarsboomt en het niet laat gaan, 18 zal ik het morgen om deze tijd in Egypte zo zwaar laten hagelen als het nooit eerder heeft gedaan, vanaf de dag dat Egypte ontstaan is tot nu toe. 19 Laat daarom uw vee en alles wat er verder nog buiten is in veiligheid brengen, want alles wat buiten blijft, mens of dier, wordt door de hagel getroffen en komt om.”’ 20 Sommige hovelingen van de farao namen de woorden van de HEER ernstig en brachten hun slaven en vee binnen in veiligheid. 21 Anderen sloegen er geen acht op en lieten hun slaven en vee buiten. 22 Toen zei de HEER tegen Mozes: ‘Strek je arm uit naar de hemel, dan gaat het in heel Egypte hagelen, op mensen, dieren en planten.’ 23 Mozes hief zijn staf naar de hemel, en toen liet de HEER het donderen en hagelen. Er schoot vuur naar de aarde, en de HEER liet de hagel op Egypte neerkletteren. 24 Zo’n zware hagelbui, waarbij onophoudelijk de bliksem flitste, was er in Egypte nooit eerder gevallen, zolang het volk bestond. 25 Overal in Egypte sloeg de hagel neer op alles wat buiten was, op mensen, dieren en planten; zelfs de bomen werden vernield. 26 Alleen in Gosen, het gebied waar de Israëlieten woonden, hagelde het niet. 27 Toen ontbood de farao Mozes en Aäron en zei: ‘Ditmaal erken ik dat ik gezondigd heb. De HEER staat in zijn recht, de schuld ligt bij mij en mijn volk. 28 Bid tot de HEER dat hij een eind maakt aan die vreselijke donder en hagel. Dan laat ik jullie gaan en hoeven jullie hier niet langer te blijven.’ 29 Mozes antwoordde: ‘Zodra ik de stad uit ben, zal ik mijn handen opheffen naar de HEER. De donder en de hagel zullen ophouden, zodat u beseft dat de aarde aan de HEER toebehoort. 30 Maar ik weet dat u en uw hovelingen nog steeds geen ontzag hebben voor God, de HEER.’ 31 (Het vlas en de gerst waren kapotgeslagen, want de gerst stond al in de aar en het vlas in de knop. 32 Maar de tarwe en de spelt werden niet vernield, want die rijpen later.) 33 Mozes verliet het paleis en zodra hij de stad uit was, hief hij zijn handen op naar de HEER, en toen hielden de donder en de hagel op, en stortte de regen niet langer neer. 34 Toen de farao merkte dat de regen, de hagel en de donder voorbij waren, viel hij terug in zijn zondige houding; hij was onverzettelijk, net als zijn hovelingen. 35 Hardnekkig bleef hij weigeren de Israëlieten te laten gaan, zoals de HEER bij monde van Mozes had aangekondigd. (NBV)
Opnieuw worden Mozes en Aäron naar de farao gestuurd. Ditmaal wordt opnieuw de eis gesteld het volk te laten gaan om hun God te vereren. Maar nu worden er meer waarschuwingen aan toegevoegd. Voor het eerst krijgen de Egyptenaren de kans hun vee en hun bezittingen in veiligheid te brengen. Sommigen doen dit, anderen doen dat niet. Ook de ramp zelf wordt uitvoerig beschreven, het zal gaan hagelen zoals men nog nooit in Egypte heeft gezien. Eigenlijk krijgt die farao een bijzondere boodschap, jouw hart is net zo hard als de hagelkorrels die alles zullen vernietigen waar je van zou moeten houden, je vee, je slaven en je land. Maar uit de reactie van de hovelingen valt al de reactie van de farao op te maken. De hagel en de bliksem zullen de farao diep onder de indruk laten raken, maar gaan laat hij het volk niet. De plagen die Egypte treffen in de aanloop naar de uittocht worden in de 40 dagen voor Pasen op zondag ook in veel kerken gelezen.
Tarwe en spelt bleven gespaard in de hagel en onweersstormen, maar tarwe en spelt waren bestemd voor het brood voor de rijken. Ook de farao en zijn hovelingen moeten leren dat kennelijk de armen het eerst het slachtoffer worden van natuurgeweld. In elk geval zullen wij ons dat steeds moeten realiseren. In ons rijke land bestaat de mogelijkheid om nieuwe technologie te ontwikkelen om de schade aan het klimaat te beperken of zelfs achterwege te laten. Dat zullen we moeten doen ten behoeve van de armen en die technologie zullen we ook met de armen moeten willen delen. Mozes gelooft niks van de schuldbelijdenis van de farao. Al eerder heeft de farao beloofd dat het volk zou mogen gaan als de ramp zou ophouden en ook nu beloofd hij het. De farao geeft zelfs toe dat hij zelf schuld heeft aan de ramp die het land is overkomen. Voor de farao was er nog voldoende tarwe en spelt, voor de armen in zijn land was het heel wat erger dat de gerst oogst was vernield en de vlasoogst mislukt. Want van gerst werd met behulp van de uit het vlaszaad geperste olie het brood voor de armen gebakken.
Mozes had gelijk de farao niet te vertrouwen. Toen de hagel en de bliksem weer waren verdwenen waren ook de goede voornemens van de farao weggesmolten. Hagel mag dan wel hard aankomen, het smelt ook weer en verandert geen mensen. Het zal nog dichter op de huid van de farao moeten komen. Zelfs de grootste en zwaarste tovertrucs brengen mensen niet uit de slavernij. Dat laatste geld ook in onze dagen. In de kritiek op ontwikkelingssamenwerking hoor je nog al eens dat armoede nog steeds voortduurt ondanks de hulpverlening. We denken dan dat een aalmoes wel de problemen zal oplossen, maar aalmoezen lossen nooit iets op. Veel van de landbouwprojecten zijn geslaagd, alleen blijven de boeren arm omdat ze hun producten niet kunnen afzetten, ze kunnen niet concurreren met de rijke boeren uit het westen. Als Mozes en Aäron uit het paleis verdwenen zijn, als bij ons de ramp van de televisie verdwenen is, dan zijn de beloften vergeten en weet niemand meer welke schrijnende beelden er ook al weer waren. Als we werkelijk wat willen voor de armen in de wereld dan moet dat via rechtvaardige handel, de Fair Trade. Dan bevrijden we echt volkeren uit de slavernij van de armoede.